Maandelijks archief: december 2015

‘Ik hoor je wel, maar versta je niet’

Een kennis van mij – inmiddels loopt hij tegen de honderd jaar – klaagt al jaren dat hij ons slecht kan verstaan. Onlangs werd er weer een nieuw gehoorapparaat aangeschaft dat de geluiden nóg beter dan de vorige zou versterken. Helaas. Toen maakte hij een opmerking die heel verhelderend was: ‘Ik hoor het wel, maar versta je niet’. Zintuiglijke waarneming is natuurlijk meer dan het oppikken van een signaal door je zintuigen. Daarna moet het nog verwerkt worden en als dat om de één of andere reden niet goed gaat dan kun je je gehoor nog zo goed maken maar ‘dan versta je me nog niet’. Maar dat vertelt zo’n gehoorwinkel er natuurlijk niet bij.

De uitdrukking ‘aan een half woord genoeg hebben’ kun je tamelijk letterlijk opvatten: de andere helft bedenk je er zelf bij. Waarschijnlijk ken je het verschijnsel ook dat iemand iets zegt maar je verstaat het niet goed, maar voordat je kon vragen wat hij zei, weet je het al. Wat er gebeurd is, is dat je de flarden van wat je wel hebt gehoord razendsnel koppelt aan de context waarin dat werd gezegd, vervolgens bedenkt wat hij gezegd zou kunnen hebben en zo alsnog ‘verstaat’ wat de ander had gezegd. En zo ‘versta’ je nog veel meer van wat hij vermoedelijk wilde zeggen en wellicht tussen de regels door wilde duidelijk maken. Tenminste als je er met je hoofd bij bent, want anders hoor je het heel goed met die prima oren van je, maar ‘versta’ je het niet.

Dat halve woord is het puntje van de ijsberg van betekenis. Wat er vaak gebeurt bij oudere mensen – niet altijd, je hebt hoogbejaarden die bewonderenswaardig scherp blijven – is dat het hele onderste deel van die ijsberg weggesmolten is en dan moeten ze het helemaal van dat halve woord hebben, of van een paar losse woorden. En dat valt niet mee, dan hoor je die woorden wel, maar je verstaat ze niet.

Ook bij de keuring voor je geschiktheid als automobilist kijken ze vrijwel alleen naar je zintuigen, je ogen in dit geval. Ik las eens een nieuwsbericht over een vrijwel blinde man die al zijn halve leven schadevrij zijn vaste route door Barcelona reed. Als je weet waar je op moet letten en die hersens doen het nog een beetje, dan kun je een heel eind komen met slechte ogen. Het geheim zit vooral in ‘weten waar je op moet letten’. Degene die dat weet is je automatische piloot, dat is degene die je jarenlang hebt getraind ‘waar je op moet letten’, een training die begonnen is bij je rijles, maar daarna nog jaren is doorgegaan. Als je op je eerste rijles de weg op gaat, dan duizelt het je, dan heb je voortdurend het gevoel dat als je de ene kant op kijkt, dat het dan aan de andere kant misgaat. Mensen kunnen maar aan een heel beperkt aantal dingen tegelijk aandacht geven. Als je voor het eerst zelf de weg opgaat, dan zijn er veel te veel dingen waar je op moet letten. Wat je automatische piloot doet, is patronen aanbrengen in al die dingen, zodat je maar een beperkt aantal patronen in de gaten hoeft te houden. Maar dat moet je hem wel leren. Onervaren automobilisten weten wat ze moeten doen, maar hun automatische piloot is nog onvoldoende getraind om veel werk over te kunnen nemen. Daardoor overzien ze allerlei situaties onvoldoende en maken inschattingsfouten. Ook jongeren kunnen maar op een beperkt aantal dingen tegelijk letten.

Jaren geleden had ik regelmatig hoofdpijn als ik ’s nachts een lange rit had gemaakt. Dat was over nadat ik een bril had aangeschaft: goede ogen zijn natuurlijk ook belangrijk en mijn hoofd moest te veel werk van mijn ogen overnemen, met hoofdpijn als gevolg. Maar als je automatische piloot hapert heb je echt een probleem.

Waar zit je verstand eigenlijk?

‘Waar zit je verstand?!’, ik hoor het mijn ouders nog zeggen. Dat was meestal om één of andere stommiteit van mij en niet omdat ze bezocht werden door een wetenschappelijke vraag. Toch was het een hele goede vraag. En heb ik nog steeds regelmatig last van ‘stommiteiten’. Zoals de keer dat ik druk aan het werk was boven op mijn werkkamer en in gedachte naar beneden liep om iets in keuken te pakken, maar toen ik daar kwam, niet meer wist wat ik daar eigenlijk deed. Wat ik in zo’n geval meestal doe, is opnieuw beginnen: weer naar boven gaan en dan weer naar beneden, maar nu wel met mijn aandacht erbij. Bijna altijd komt het dan weer boven bij een specifieke handeling, zoals het openen van een keukenkastje. En dan ineens weet ik het weer: een koffiekopje. Kennelijk was het benodigde stukje informatie net even uit mijn bewustzijn gevallen, maar zat het nog wel in mijn onbewuste, motorische geheugen. ‘Verstand’ vat ik overigens veel breder op dan je IQ, het is het geheel van je zogeheten cognitieve functies, zoals bewustzijn, het onbewuste, aandacht, geheugen, intelligentie, waarneming en taal.

In een wreed experiment werd aangetoond dat een geamputeerde tentakel van een octopus, die zich tot zeker een uur na de amputatie nog aan alles vastzuigt, een onderscheid kan maken tussen een andere tentakel van zichzelf en bijvoorbeeld een vis. De intelligentie van een octopus zit m.a.w. voor een belangrijk deel in zijn tentakels. In ieder geval voor de aansturing van zijn tentakels. In de tentakels blijken ook meer zenuwcellen te zitten dan in zijn hersenen.

Voor mij was het een eye-opener dat het niet vanzelfsprekend is dat de intelligentie van een levend wezen geconcentreerd is in zijn centrale hersenen, laat staan in een specifiek deel daarvan. Het is heel goed mogelijk dat intelligentie zich pas in de loop van de evolutie heeft geconcentreerd op één plaats. Maar als we dan toch de vanzelfsprekendheid loslaten dat intelligentie gecentraliseerd is in onze hersenen zit, kunnen we nog wel een stapje verder gaan. Zo betoogt de filosoof Jos de Mul in zijn publicatie Kunstmatig van Nature dat je het gebruik van Google en Wikipedia kunt zien als het outsourcen van onze cognitieve functies. Sterker nog, je kunt het gebruik van het schrift, duizenden jaren geleden begonnen, ook zo uitleggen. En wat dacht je van kunstmatige intelligentie, dat kan hoe dan ook overal in zitten? En al die administratieve systemen, die overigens ook steeds meer een eigen wil lijken te hebben? En alle intelligente applicaties op onze laptops en mobieltjes? En al die ‘smart’ auto’s, gadgets en gebouwen? Ons ‘verstand’ zit met andere woorden zeker niet alleen in ons hoofd.

Een ander interessant fenomeen wat betreft intelligentie is het functioneren van zo’n complexe mierenkolonie. Dit is niet te verklaren uit de intelligentie van afzonderlijke mieren: het lijkt alsof de individuele mieren onderdeel zijn van een stel gezamenlijke hersenen. Hoe dit precies in zijn werk gaat, is niet eenvoudig om te verklaren. Natuurlijk, dit heeft te maken met taakverdeling, maar hoe komt die tot stand? En wie heeft de regie? Hoe wordt er bijgestuurd? Hoe dan ook kun je een menselijke organisatie zien als een mierenkolonie. Tot op zekere hoogte dan. Een organisatie is in staat tot dingen waartoe afzonderlijke werknemers niet in staat zijn. Ook is een (goede) organisatie meer dan de som van de werknemers, een organisatie gaat altijd na verloop van tijd een eigen leven leiden. Dit laatste is overigens ook vaak juist een probleem, de organisatie is zo met zichzelf bezig, dat vergeten wordt dat het ook nog een ‘missie’ naar buiten toe heeft. Er wordt gesproken over ‘de intelligente organisatie’ als iets waar we apart actie voor moeten ondernemen, maar is een organisatie niet per definitie intelligent? Natuurlijk kan het altijd beter, maar als er sprake is van verschillende rollen en een taakverdeling, dan ‘denk’ je toch samen?

Om bij de oorspronkelijke vraag terug te keren: ons verstand zit zeker niet alleen in ons individuele, bewuste, rationele denken. Ons verstand zit verspreid over een grote hoeveelheid hoofden in de diverse groepen waar wij deel van uitmaken en over onze steeds intelligenter wordende omgeving.

Maar wat is verstand of intelligentie eigenlijk?

Hierboven gebruikte ik een aantal termen losjes door elkaar: verstand, intelligentie, cognitieve functies. Nu weer even terug naar het kernbegrip, intelligentie. Wat ik nodig heb is een definitie van intelligentie die toepasbaar is op individuele wezens, groepen en artefacten als robots, computers en gebouwen.

David Wechsler, van de bekende IQ-testen, definieerde intelligentie als het vermogen doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief om te gaan met de omgeving. Die definitie is te beperkt voor mijn doel. Het perkt het begrip in tot een menselijke eigenschap, en dan ook nog tot onze rationele vermogens.

De Engelse term ‘intelligence’ heeft de volgende betekenissen: een denkend, rationeel wezen, ‘onstoffelijke geest’, (geheime) informatie, inlichtingendienst en een dienst die inlichtingen kan verschaffen.

Twee Nederlandse onderzoekers, Wilma Resing en Pieter Drenth omschreven het begrip intelligentie ongeveer als volgt (alles uit Wikipedia): Intelligentie is een conglomeraat van verstandelijke vermogens, processen en vaardigheden, zoals:

  • abstract, logisch en consistent kunnen redeneren,
  • relaties kunnen ontdekken, leggen en doorzien,
  • problemen kunnen oplossen,
  • regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeordend materiaal
  • met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen,
  • zich flexibel kunnen aanpassen in nieuwe situaties
  • zelfstandig kunnen leren, zonder directe en volledig instructie nodig te hebben.

Als ik nu heel intelligent ‘shop’ in bovenstaande definities en omschrijvingen, dan krijgen we de volgende definitie van intelligentie.

Intelligentie is de potentie om mogelijkheden te ‘zien’

Intelligentie kan uiteenlopende vormen hebben, zoals het zien van verbanden en patronen, verschillen en overeenkomsten, het kunnen ontwikkelen van nieuwe theorieën, composities en ontwerpen, afwegingen in kwesties kunnen maken en tot oplossingen kunnen komen. Menselijke intelligentie is aangeboren en kunstmatige intelligentie is ingebakken in de hard- en software van het systeem.

Een intelligente vraag is of ware intelligentie per definitie zelflerend is. Daarin zijn mensen erg goed en systemen niet. Ja, zijn slimme mensen altijd in staat om hun eigen weg te zoeken? Vraag dat maar eens aan de studievoorlichters van de universiteiten. Ja, maar dat is niet eerlijk, je moet er een gerichte vraag van maken. OK, de schaakcomputer Deep Blue heeft wereldkampioen Kasparov verslagen en later versloeg IBM’s supercomputer Watson (genoemd naar IBM’s voormalige president-directeur en niet naar Sherlock Holme’s kompaan) in de quiz Double Jeopardy de kampioenen van dat moment. Dat is heel indrukwekkend, maar toch komen ze niet verder dan wat je erin hebt gestopt. Maar dat weten ze wel op oneindig veel nieuwe manieren te combineren. Geldt dat niet ook voor mensen? Ja maar, een echte slimmerik kan ‘out of the box’ denken en dat kan een computer per definitie niet, want hij is zelf een ‘box’, een box van algoritmes. Maar hoe weet je of het een kwestie is van in of uit een doos, en niet een kwestie van dozen in steeds grotere dozen? Goed, wat ik wil zeggen is dat ‘zelflerend vermogen’ relatief is.

Intelligentie is niet beperkt tot een bepaald gebied. Er is onder meer sprake van intelligentie bij een wetenschapper die vraagstukken weet op te lossen, een voetballer die heel slim tegenspelers weet uit te spelen, een (componerend) musicus die nieuwe partijen hoort waar een ander in herhaling vervalt, een choreograaf die steeds weer nieuwe bewegingen ‘ziet’, een politicus die onderhandelingen weet vlot te trekken, een systeem wat verbanden weet te leggen in enorme berg gegevens en de automatische piloot van een vliegtuig of zelfsturende auto die adequaat kan reageren op uiteenlopende situaties.

Associatief denken, intelligente organisaties en serendipiteit

Wat vergt meer intelligentie, associatief denken of analytisch denken? Hoe diepzinnig en creatief analytisch denken ook kan zijn, het blijft gebonden aan een vrijstelling. Associatief denken betekent loslaten wat je had en in het onbekende springen. Een bestaande hypothese kun je analyseren om te weten wat hij waard is, maar als bestaande hypotheses niet voldoen, zul je buiten de bestaand paden moeten gaan. Analytisch denken en associatief denken vergen een hele andere instelling en misschien ook wel andere mensen. Ik vraag me wel eens af of scholen en ook universiteiten niet meer afgestemd zijn op analytisch denken. Er wordt gezegd dat grote denkers als Darwin vaak helemaal niet zo goed op school waren.

Menselijke intelligentie en kunstmatige intelligentie zijn ‘aangeboren’, maar hoe zit het met organisaties? Kun je een organisatie intelligenter maken door slimmere werknemers aan te nemen, of zit die potentie om mogelijkheden te zien ook hier ingebakken in de aard van het beestje? Iedereen die wel eens na heeft moeten denken over reorganisaties weet dat die ‘aard van het beestje’, oftewel de bedrijfscultuur, nogal hardnekkig is, maar het is niet zo hard vastgelegd als bij mensen en machines. Overigens heeft succes met heel wat meer dan alleen intelligentie te maken.

Is het niet zo dat serendipiteit – een toevallige en onbedoelde vondst – per definitie niet intelligent is. Zeg nu zelf, hoe kan een onbedoelde, toevallig leuk-uitpakkende vondst nu het resultaat zijn van intelligent handelen? Nu ik erover nadenk, is associatief denken niet altijd een soort serendipisch denken (of bestaat dan woord niet)? Het heeft iets ongrijpbaars, iets van het bevel om spontaan te zijn, of de opdracht om geluk af te dwingen (zoals bij voetbal). Wacht, ik heb het: de onbedoelde ingeving zelf is niet intelligent, maar wel om te zien hoe briljant de ingeving is als je hem eenmaal hebt. Of niet?

Voegde deze blog eigenlijk iets toe? Of hangt dat af van jou intelligentie?

Emoties, waar zijn ze eigenlijk goed voor?

‘Emotioneel worden’ wordt gezien als een teken van zwakte, als iets negatiefs. Behalve op tv natuurlijk. Wat valt er eigenlijk voor goeds te zeggen over emoties? Ja, als je ze te veel oppot dan gaat het ook niet goed. Emoties zijn kennelijk een noodzakelijk kwaad, een fossiel uit voorbije tijden die nu niet alleen overbodig zijn, maar bovendien vaak een hoop schade aanrichten. Ze laten discussies ontsporen, zetten je aan tot vreselijk gedrag en doen je beslissingen nemen waarover je later je de haren uit het hoofd kunt trekken. Of valt er toch iets goeds over te zeggen?

Van oorsprong is een emotie iets wat je in staat stelt om je hele wezen te mobiliseren voor een snelle en krachtige reactie. We hebben het dan over voortplantingsdrift, angst, seksuele jaloezie, vreugde en geluk, verdriet, woede, verbazing of nieuwsgierigheid en walging of afkeer. Emotie gaat over gedrag, daar komt het woord ook vandaan: ‘e(x)movere’, Latijns voor ‘in beweging zetten’, of ‘doen handelen’. Uiteraard zit er ook een gevoelskant aan emoties, ze brengen je in een bepaalde stemming, maar een emotie is een gedragssysteem. Hoe ‘beschaafd’ de meeste culturen inmiddels ook zijn geworden, toch is een primaire en heftige reactie nog vaak erg zinvol, niet alleen in sport en oorlog. Zelfs als je een stropdas of mantelpakje draagt op je werk, krijg je meer voor elkaar met wat woede of verontwaardiging, enigszins gedoceerd, dat wel. Het komt bij de beste managers voor. Het wordt soms zelfs uitgelegd als een teken van oprechtheid.

Om een emotionele reactie echter op waarde te kunnen schatten moet je naar de hele keten kijken, van waarneming tot de reactie, en niet alleen naar de reactie. En zeker niet alleen naar die incidenten waarbij iemand door het lint gaat. Als je het moet hebben van je bewustzijn en je redelijkheid, dan ben je gedoemd om achter de feiten aan te lopen en, erger nog, om veel dingen hoe dan ook niet op te merken. Emoties brengen niet alleen focus en de juiste ‘toon’ in je gedrag, maar ook in je waarneming. Zintuiglijke waarneming is ook weer een hele keten, die begint bij de signalering in je zintuigen en vervolgens eindigt met de verwerking in je hersens. Je emotionele systeem zorgt dat bij de verwerking de juiste signalen worden opgepikt en vervolgens wordt omgezet in een gepaste reactie. Het doet twee dingen: het zorgt dat je in staat bent om snel en krachtig te reageren en het helpt in belangrijke mate om een sociaal wezen van je te maken. En voor een sociaal wezen heb je twee dingen nodig: een sociaal zintuig of sociale intelligentie, en het vermogen om je vervolgens ook sociaal te gedragen. Maar je moet er wel mee leren omgaan. En dat begint bij het goed kunnen ‘luisteren’ naar wat je emoties je te vertellen hebben. Het is de kunst om je eigen emotionele reactie te leren beheersen, zonder echter je vermogen om te ’luisteren’ naar je emoties aan te tasten. Overigens kan iemand zijn emoties vaak beter beheersen als hij beter naar ze leert luisteren. Misschien moeten we ‘emotioneel worden’ zien als een uitwas en niet als de aard van ons emotionele systeem.