Maandelijks archief: maart 2013

Waar blijft een Nederlandstalige literatuur-cloud?

Een paar jaar geleden was ik als aspirant schrijver op zoek naar een uitgeverij. Na een korte rondgang langs de diverse websites besloot ik mijn eerste roman, ‘In de Tusschentijd’, toch maar zelf uit te geven. De vanzelfsprekendheid waarmee er vanuit werd gegaan dat publiceren nu eenmaal door een uitgeverij gebeurde, vond ik niet meer passend anno 2012. Tekenend was een uitspraak van uitgeefster Lidewij Paris: ‘als je een contract met een uitgever op zak hebt, dan mag je je een schrijver noemen’. Bovendien kwam hooguit een paar procent door de strenge selectie. Zo’n scheve verhouding kan niet tot iets goeds leiden. Als kersverse schrijver/uitgever kwam ik er vervolgens achter dat de literaire wereld van Nederland een uitgeverswereld is, geen schrijverswereld. Het is de vraag of dat gunstig is voor de Nederlandstalige literatuur.

Versnippering van online platforms

Het eerste deel van mijn doe-het-zelf uitgeef-traject leverde weinig obstakels op. Er is een ruim aanbod aan dienstverleners voorhanden, van schrijversscholen en zelfstandig redacteuren tot en met vormgevers, illustratoren en (Printing on Demand-) drukkers. Voor kleine uitgevers zoals ik is het CB Compact Centraal Boekhuis beschikbaar, een nog enigszins betaalbare dienst om je boek in de catalogus van iedere boekwinkel in Nederland en Vlaanderen te krijgen. Het probleem – en de gemiste kans – zit in de distributie van eboeken. Dit is hopeloos versnipperd – ik heb vier partijen nodig voor een redelijke beschikbaarheid – en nodeloos duur. Dit terwijl de lage kosten van productie en distributie van eboeken de huidige verschraling juist zou kunnen tegengaan (zie hieronder).

Een uitgeverswereld, geen schrijverswereld

De Boekenweek is één van de vele literaire evenementen waarmee de literatuur op de kaart wordt gezet. Ook het hele circus rond de literaire prijzen zet de diverse schrijvers en hun boeken aardig in het zonnetje. Alle lof voor de ontelbare organisaties die dit allemaal voor elkaar krijgen. De keerzijde is echter dat als je niet bij de club hoort, je des te meer buiten beeld valt. En zonder recensie hoor je er niet bij. En het lijkt erop dat je die ook niet krijgt als je boek niet is uitgegeven door een bekende uitgeverij. Althans, ik heb driekwart jaar na het uitgebreid rondsturen van recensie-exemplaren geen enkele reactie gezien. Vervolgens nodigen organisatoren van literaire evenementen je ook niet uit, want zonder recensie trek je geen publiek. Soms zijn er ook formele redenen: de reglementen van een literaire prijs schrijven voor dat alleen schrijvers van literaire uitgeverijen werk kunnen insturen. Het is natuurlijk de vraag of dat nog van deze tijd is. Zelfs de VSenV, de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, laten je alleen toe ‘als er tenminste één door u geschreven literair werk van substantiële omvang onder redelijke voorwaarden is gepubliceerd door een professioneel geleide uitgeverij’. Overigens ontbreekt van alle (koepel-)organisaties van uitgevers, boekverkopers en bibliotheken nota bene de VSenV in de CPNB, de organisator van onder meer de Boekenweek. Zoals ik al zei, de Nederlandse literaire wereld is geen schrijverswereld, maar een uitgeverswereld.

Betere balans in de muziekwereld

In de muziekwereld was een contract bij een platenmaatschappij gedurende meer dan een halve eeuw de heilige graal. Vooral toen het slechter ging met deze bedrijven en het moeilijker werd om binnen te komen, zouden de meeste acts hun muzikale ziel verkopen voor een contract. Pas toen de grote platenmaatschappijen, de ‘majors’, alle acts onder een bepaalde schaal eruit gooiden, begon iedereen noodgedwongen voor zichzelf. Inmiddels is er een gezondere balans ontstaan tussen enerzijds zelf beginnen en shoppen bij uiteenlopende diensten-aanbieders voor boekingen, opnames, productie en distributie van albums, enz. en anderzijds alles onderbrengen bij een grote maatschappij met een totaalpakket. Het was natuurlijk ook zo dat zo’n grote maatschappij lang niet altijd goed was voor een act. En andersom. In ieder geval niet in hun begintijd. De muziekwereld ademt weer meer. En dat kan de Nederlandse literaire wereld ook goed gebruiken: ruimte voor nieuwe aanwas, voor experimenten en nieuwe ontwikkelingen, voor nieuwe literaire ‘producten’, diensten, enz. Een Nederlandstalige literatuur-cloud zou die ruimte kunnen bieden.

Een Nederlandstalige literatuur-cloud

Met een Nederlandstalige literatuur-cloud bedoel ik een groot online platform waar iedereen die iets te bieden heeft in de literatuur in Nederland, laagdrempelig plaats kan krijgen. Denk aan gecontracteerde en onafhankelijke schrijvers, uitgevers, literair agenten, bibliotheken, evenementen-organisatoren, media, recensenten, literaire kringen, dienstenaanbieders voor crowdfunding, workshops, redactie en coaching, aan boekwinkels, antiquariaten, enz. Iedere deelnemer onderhoudt zijn eigen informatie en uitgebreide zoekmogelijkheden zorgen voor de ontsluiting. Door deze concentratie van het aanbod creëer je dè plek waar de literatuurliefhebber wil zijn. Alle partijen kunnen zo hun publiek bereiken en er ontstaat meer ruimte voor experimenten en nieuwe ontwikkelingen. Gebruik de potentie van internet in plaats van ertegen te vechten.

Hoe ‘Bellicher’ mijn leven binnenkwam

Gisteravond logde ik in op de site van de Bellicher webgame (‘Bellicher’, naar de boeken van Charles den Tex), klikte gewoontegetrouw op ‘Lokatie doorgeven’ en stuurde Hannah, één van mijn agenten, naar het Nederlands Forensisch Instituut, om daar met een vervalst pasje binnen te sluipen. Ik had haar opdracht gegeven om te achterhalen wat er gebeurd was met de zaak van de onder verdachte omstandigheden verdronken politicus Allaart. Het was mooi te horen dat ik kon beschikken over een team van vier agenten om voor allerlei opdrachten op pad te sturen. Dat was het goede nieuws. Het slechte nieuws was dat mijn identiteit was gestolen en dat grapjassen in mijn naam auto-ongelukken veroorzaakten, huizen met torenhoge hypotheken kochten en hun pedofiele neigingen botvierden. En dat Wolbert Allaart dood is, mijn vertrouwenspersoon die als één van de weinigen wist wie ik echt was en wat ik echt had gedaan. En wat ik niet had gedaan.

Hacken, pluggen en gps-tracken

Inmiddels kon ik zelf de deur niet meer uit en was ik volkomen afhankelijk van mijn agenten. Overigens bijzonder goed gekwalificeerde agenten, met op hun cv zaken als hacken, inbreken, uithoren, achtervolgen en het pluggen van ruimtes met microfoons en cameraatjes en personen en auto’s met gps-trackers. En ze wilden ver voor me gaan, ver over de grens van wat wettelijk was toegestaan. Toch had ik nooit rechtstreeks contact met ze. Geen mailtjes, sms’jes, laat staan telefoontjes of een ontmoeting. Alleen mijn opdrachten op een website en vervolgens anonieme berichten terug dat de opdrachten waren uitgevoerd. Het enige dat ik van ze had, waren vage pasfotootjes. Oh ja, en ik kon op een plattegrond op het scherm realtime zien waar ze zich precies bevonden.

Gisteravond logde ik in op die schimmige wereld van de webgame, zoals ik dat de afgelopen weken bijna dagelijks had gedaan. Het waren gescheiden werelden, de werkelijke wereld van mijn leven en de virtuele wereld van identiteitsfraude op internet. De dreiging van de virtuele wereld raakte mijn werkelijke leven niet echt. Het bleef op afstand. Tot gisteravond dus.

Personages die niet meer naar hun schrijver luisteren

Het was tien uur, ik was een paar dagen alleen thuis en de avond haperde in de fase tussen te laat om nog iets serieus te gaan doen en te vroeg om naar bed te gaan. Nadat ik was ingelogd, zag ik dat Edward, één van de mijn andere agenten, zich had verplaatst van het hoofdkwartier van het team in Den Haag naar Delft. Niets bijzonders, ware het niet dat mijn agenten geen stap konden en mochten verzetten zonder dat ik daar opdracht voor gaf. En hier had ik geen opdracht voor gegeven. Dit leek wel zo’n verhaal waarin een personage niet meer luisterde naar de schrijver. Zo’n verhaal waarin jij als schrijver dacht dat je het verhaal bepaalde. Totdat je personages een eigen leven gingen leiden.

Om half elf bevond Edward zich op Rotterdam CS. Kennelijk reisde hij per openbaar vervoer. Om tien over half elf vertrok hij van metrohalte Beurs. Toen hij opdook op station Blaak en vervolgens op metrohalte Oostplein, wist ik dat hij per metro in oostelijke richting ging – hij had op Blaak tenslotte weer kunnen overstappen op de trein. Door verder in te zoomen op de plattegrond op de site kon ik in detail de route van Edward volgen: Kralingse Zoom, Capelse Brug, Slotlaan, Capelle Centrum en tenslotte kwam hij om elf uur aan op eindpunt winkelcentrum De Terp. Ingezoomd tot op het niveau van streetview keek ik toe hoe het icoontje zich over de plattegrond verplaatste. Een pijltje gaf precies aan in welke richting hij liep. Ik kon zelfs zien waar hij de weg overstak. Opgeslokt door de gebeurtenissen in de virtuele wereld hoorde ik om tien over elf tot mijn afgrijzen mijn werkelijke voordeur opengaan. Ik had het kunnen verwachten. Doordat ik op ‘Lokatie doorgeven’ had geklikt, wisten ze precies waar ik woonde.

Laptop overgenomen

Tegelijk met het opengaan van mijn voordeur verscheen het gezicht van Edward levensgroot op mijn beeldscherm: “Doe geen moeite, ik kom er zelf wel in. En oh ja, blijf nog even zitten, ik wil je wat laten zien”. Ik deed een halfslachtige poging om snel mijn webbrowser af sluiten, maar die reageerde nergens meer op.

Edward reageerde direct: “Even geduld, ik heb je laptop overgenomen. Je krijgt hem zo terug.”

Het gezicht van Edward verdween en daarvoor in de plaats kwam een vaag beeld als van een bewakingscamera. De camera maakte een draai en nu herkende ik het beeld: het halletje achter mijn voordeur. Vervolgens kwam de trap in beeld. Daar nam een andere camera het beeld over, die de overloop op de eerste verdieping liet zien. Niet in staat naar iets anders dan mijn beeldscherm te kijken, volgde ik de beelden van de trap naar zolder en de deur van mijn werkkamer. Dan volgden beelden van mijn werkkamer zelf, beelden die langzaam ronddwaalden in de richting van het bureau waarachter ik zat. Ineens kreeg ik het gevoel van achteren te worden beslopen. Met een ruk draaide ik me om. Er stond niemand. Toen ik me weer omdraaide naar mijn beeldscherm, keek ik daar tegen mijn eigen achterhoofd aan. Voordat ik me weer kon omdraaien, klonk de rustige stem van Edward: “Life-beelden van een klein cameraatje achter je, dat is alles. Een week geleden geplaatst door collega André toen je lag te slapen. Voor het hacken van je laptop hoefden we ons hoofdkwartier niet uit. Wel zo gemakkelijk. Maar ik wilde je graag even vis à vis spreken. Nu, als je het niet erg vindt.”

Op het beeldscherm verscheen twee meter achter me iets wat heel even leek op een flard rook. Daarna nam een ijl soort gedaante vorm aan. Hij had het gezicht van Edward.

“In je bovenste bureaula heb ik een speciale bril voor je klaargelegd. Daarmee kun je mijn avatar ook zonder beeldscherm zien. Dat praat wel zo prettig.”

Als het een pervasive game was

Zo had het kunnen gaan met de Bellicher webgame. Nadat ik mij had opgegeven voor de webgame op de website van de VPRO, stuurden ze me een mailtje met een link. Op dat moment realiseerde ik me dat door op die link te klikken, iemand met slechte bedoelingen gemakkelijk mijn pc kon hacken. De VPRO heeft zich tot nu toe echter netjes gedragen. Voor zo ver ik weet, althans.

Hoe dan ook wilde ik je een voorproefje geven van hoe je als ‘lezer’ een verhaal ook kunt beleven. Hoe je erdoor opgeslokt kunt worden door met behulp van moderne techniek werkelijke en virtuele werelden door elkaar te laten lopen. Zogenaamde ‘pervasive games’. Je kent de film The Game vast nog wel. Met de webgame ‘Bellicher’ wilden ze niet zo ver gaan.

Een volgende keer zal ik iets vertellen over vertellen 3.0.