Jaarlijks archief: 2012

Geloof in tijden van wetenschap

Geloof, een mooi onderwerp met de jaarwisseling en zo vlak na de Kerst en het einde van de wereld. Oh ja, het einde van de wereld … vermoedelijk slechts het aflopen van een tijdperk in de Maya ’tzolkin’, hun rituele kalender. Het is onwaarschijnlijk dat de Maya dachten aan een einde der tijden, omdat in hun visie de tijd eindeloos doorrolde. Zeker weten doen we dat niet omdat in de zestiende eeuw barbaren uit het Oosten, Europeanen, vrijwel alle boeken van deze hoog ontwikkelde beschaving vernietigden omdat deze volstonden met ‘bijgeloof en duivelse leugens’. ‘Lost in translation’ zullen we maar zeggen. Maar gelukkig is het prachtige boek waaruit ik deze informatie heb geput, niet verbrand: ‘Het verhaal van de tijd’, onder redactie van Kristen Lippincott, de catalogus van de tentoonstelling in de sterrenwacht van Greenwich bij gelegenheid van afgelopen millenniumwisseling.

Voor mij is er niet veel nodig om vol te schieten met verontwaardiging – merkwaardig woord trouwens – over religieus wangedrag, of dit nu het vernielen is van eeuwenoude, erg waardevolle gebouwen en voorwerpen in Timboektoe omdat ze blasfemisch zouden zijn, of het links laten liggen van de afdeling prehistorie in het historische themapark Archeon bij een rondleiding van christelijke schoolkindertjes ‘omdat dit volgens de bijbel niet kan bestaan’. Maar verontwaardiging levert hooguit een preek op en dat is wel het laatste wat ik jou als lezer wil voorschotelen. Wat ik wel wil is je een mooie, hoopgevende gedachte over geloof voorleggen.

Geloof in tijden van wetenschap … heeft een staaltje van wetenschappelijk verantwoord geloof aan het licht gebracht: rituelen. Rituelen zijn zo oud als de wereld en zijn dan ook altijd omgeven geweest door een hoop bijgelovige humbug. Maar daarom moeten we het kind niet met het badwater weggooien. Je hebt rationeel gedrag en niet-rationeel gedrag en dat laatste moet niet worden verward met irrationeel gedrag. Irrationeel gedrag is gebaseerd op denkbeelden die strijdig zijn met wat wetenschappelijk is aangetoond. Bijgeloof met andere woorden. Niet-rationeel gedrag echter is niet zozeer strijdig met wetenschappelijke denkbeelden, maar valt simpelweg buiten het domein van het rationele.

Rituelen zou je kunnen omschrijven als handelingen die effect hebben op je stemming of op je houding ten opzichte van bepaalde zaken, maar die niet rationeel verklaard kunnen worden. Ik zou willen zeggen ‘handelingen die het onzegbare kunnen zeggen’. Woorden en redenaties wijden aan het onzegbare is meestal geen goed idee, het beneemt het zicht op wat er gebeurt en wat de mogelijkheden zijn. Dat is wat we rationaliseren noemen.

Het rationele wordt bepaald door woorden en redenaties en dit heeft zijn sterke kanten. Maar ‘iedere voordeel heb z’n nadeel’: als iemand bijvoorbeeld een verlies te verwerken heeft, dan kom je niet ver met redenaties. Wat dan vaak wel werkt zijn irrationele dingen als (kerkelijke of niet-kerkelijke) rituelen en muziek, dingen uit het domein van de intuïtie en het onbewuste.

Stemmingen zijn meetbaar in de hersenen, dus kun je concluderen dat rituelen een wetenschappelijk verantwoorde vorm van geloof (kunnen) zijn. Jammer voor Swaab en andere hersenonderzoekers.

Veel geloof, hoop en liefde in 2013.

Dick Swaab en god

Hersenonderzoekers als Dick Swaab (in brede kring bekend van zijn boek ‘Wij zijn ons brein’) zeggen dat god niet bestaat. Alles wat wij kunnen kennen ligt tenslotte besloten in onze hersenen. Dat hebben ze onderzocht en daar zat hij niet bij. Heel bijzonder, je bedenkt een theorie over wat wij kunnen kennen, kijkt naar de verschijnselen en concludeert of zij wel of niet kunnen bestaan. Er zijn veel dingen waarvan ik zou willen dat ze niet bestonden, maar de harde werkelijkheid heeft mij inmiddels geleerd dat we niet leven in de wereld van Alice in Wonderland. Geloof is een ervaring en ervaringen hoeven niet voort te komen uit objectieve waarneming. Als iemand zegt dat hij een bepaalde ervaring heeft, dan bestaat die ervaring, punt uit. Zo ook de ervaring dat er een god bestaat. Stel, ik kom bij de dokter en zeg dat ik pijn heb in mijn rechterschouder en de dokter zegt dan – zoals Swaab feitelijk doet – ‘dat is niet zo, jij hebt geen pijn’ … ik zou een andere dokter nemen.

Ik geloof niet in een god en hou er niet van als iemand mijn ziel voor zijn god probeert te winnen. Maar een betoog dat god niet kan bestaan, trekt mij ook niet zo. En of daarbij verwezen wordt naar onze hersenen, naar de stand van de wetenschap in het algemeen, of naar die goddeloze wereld om ons heen, maakt mij niet uit, ik vind dit een schijndiscussie. Maar waar ik wel in geïnteresseerd ben, is wat geloof voor iemand betekent en hoe dat voor hem werkt. Ook de rol die geloof en religie in de diverse samenlevingen speelt en hoe dit zich heeft ontwikkeld van ver voor het ontstaan van de bekende, grote religies van nu.

‘Tijd’ volgens de psychomechanica

In mijn studie psychologie ben ik indertijd heel wat onzinnige theorieën tegengekomen. Dus daar mag ik er wel eentje van mezelf tegenoverstellen: de psychomechanica.

In de psychomechanica wordt tijd gezien als een rivier. Dit heb je natuurlijk al gaapverwekkend vaak gehoord, maar het verschil van de psychomechanische visie zit in de uitwerking. Bij klokkentijd ga je er vanuit dat het leven van alles en iedereen – van mensen, dieren en planten – op ieder moment en op iedere plek op aarde zich met hetzelfde tempo voortbeweegt. Tijd zou bestaan uit gelijke, inwisselbare eenheden, die je naar believen kunt opdelen of samenvoegen. De zestig seconden halverwege een twee maanden durende voetreis zou evenveel zijn als de zestig seconden uit het laatste uur voor zijn terechtstelling van een ter dood veroordeelde. Dit kan beter.

Tijd stroomt om te beginnen bij de één harder dan bij de ander. Maar hoeveel tijd er op een bepaald moment langs stroomt, hangt natuurlijk ook af van hoe breed en diep je tijdstroom is. Je hebt mensen die erg breed leven en anderen vooral diep. Weer anderen leven heel intens in een brede, diepe, kolkende stroom en tenslotte zijn er mensen die zo stil leven dat je héél goed moet kijken om te zien of dat verstilde, zilveren kronkellijntje eigenlijk wel beweegt. En zoals een rivier wordt gevoed door duizend en één verschillende bronnen, zo wordt een mens gevoed door duizend en één verschillende dingen. Een mens wordt gevoed door zijn dingen, maar als je die niet op hun beurt voedt is het daar gauw mee afgelopen. Eén van de hoofdwetten van de psychomechanica – ik ben even kwijt de hoeveelste – is dat tijd ontstaat uit de wrijving tussen een mens en zijn dingen. Mensen die veel dingen doen, hebben veel meer tijd dan mensen die weinig doen. Als je het druk hebt, dan doe je tussendoor vaak nog meer dan als je niets te doen hebt. Niets kost zo veel tijd als een lege dag. En dat we zuinig moeten zijn op onze tijd, weten we nu er zo veel mensen kampen met een burn-out. “Ledigheid is des duivels hoofdkussen” zegt een bekend gezegde, maar ik heb de duivel helemaal niet nodig om te verklaren hoe slecht leegheid is voor je tijdspiegel. De volheid of leegte van je leven op een bepaald moment heeft er trouwens niets mee te maken of je feitelijk iets doet of niet. En al helemaal niet met nuttigheid. Integendeel, zou ik zo zeggen – het grootste deel van alle drukte en al het gedoe wat je om je heen ziet, is alleen maar compensatie van de leegte. Het werkt zelfs averechts. Een leven dat voldoening geeft, dat is waar het allemaal om gaat en hoe minder je daarvoor hoeft te doen, hoe beter het is. En dit is een opbeurende gedachte voor de zondagochtend.

Voodoo in moderne media

Voodoo-experimentje

Denkend over creativiteit kwam ik op het tegendeel daarvan, nl. het doden van creativiteit. Zo kwam ik op voodoo-rituelen en vandaar op bepaalde gebruiken in de moderne media. Ik gebruik de term ‘voodoo’ overigens omdat dit de bekende benaming is voor de praktijken waar ik het over wil hebben, maar eigenlijk heet het ‘hoodoo’. Voodoo is een religie en hoodoo een vorm van magie (leve Wikipedia). Hoodoo-rituelen worden toegepast om invloed uit te oefenen op het wel en wee van iemand. Bij witte hoodoo probeer je iets positiefs te bewerkstelligen en bij zwarte hoodoo juist niet. Bij onze media gaat het vooral om zwarte hoodoo.

Bij zwarte hoodoo maken we gebruik van het mechanisme dat ‘schelden pijn doet’. Het is nog steeds gangbaar om dit te ontkennen, maar inmiddels kan worden aangetoond dat de hersenactiviteit bij het waarnemen van iemand met pijn vergelijkbaar is met die van zelf pijn lijden. Kennelijk moeten we waarneming opvatten als ‘vertegenwoordiging’ of ‘afvaardiging’: het komt in de plaats van wat we waarnemen. Goed beschouwd ligt dit ook besloten ligt in de term ‘waarneming’. Er zijn zelfs speciale neuronen in onze hersenen ontdekt voor deze functie: spiegelneuronen. Volgens mij heb je niet alleen spiegelneuronen voor mensen, maar ook voor huisdieren, die prachtige boom waar je al twintig jaar op uitkijkt vanuit je huiskamer, je fiets, je vlieger, je Elfstedenkruisje, zeg maar voor alles wat betekenis voor je heeft. Dus kom je aan één van de dingen van iemand, dan doet zijn spiegelwereld pijn. En zwarte hoodoo maakt daar handig gebruik van. En onze media.

Verwant hieraan is het inzicht van sociaal wetenschappers dat een samenleving zonder empathie niet kan werken. Of je het leuk vindt of niet, je neemt voortdurend denkbeeldig de positie in van anderen. De één heeft dat volgens mij sterker dan de ander. Je bent je zodoende ook bewust van hoe iets voelt bij een ander. Biologen waren tot het vergelijkbare inzicht gekomen dat in groepen levende dieren beter kunnen overleven omdat ze zo gebruik kunnen maken van elkaars ogen en oren.

Maar we hebben nog iets nodig: we hebben iets nodig dat verbonden is met ons slachtoffer, maar waar deze geen greep meer op heeft. In traditionele zwarte-hoodoo-rituelen werd daar een pop, wat afgeknipt haar of nagels voor gebruikt, in moderne media is iemands foto of video gangbaar. Spelden prikken in poppen of soep koken van iemands haar is vervolgens het traditionele recept voor de bereiding en het manipuleren van iemands foto of video de moderne praktijk. Het mechanisme waar we hier gebruik van maken is het aantasten van iemands integriteit door hem een etiket op te plakken, hem vast te pinnen op een bepaald beeld. Als ons slachtoffer een keer bijna struikelt dan kan hij ‘ontsnappen’ door daar bijvoorbeeld een grap over te maken. Maar als we daar een filmpje van hebben gemaakt, dan kunnen we dat tonen waar hij niet bij is. En waar het helemaal zwarte hoodoo wordt, is als we bijvoorbeeld dat struikelfragment eruit knippen en heel veel keren achter elkaar monteren. Hilarisch. Dat wil zeggen voor ons, maar ‘dodelijk’ voor ons slachtoffer. Bij veel natuurvolkeren zoals de Masai in Afrika werd het maken van een foto terecht gezien als een aanval op hun integriteit.

Etiketten, beeldmerken en hoodoo-rituelen vormen boeiende materie in onze beeldcultuur. Hoe ik erop kwam, was via creativiteit. Je weet het, de creativiteit van een kunstenaar neemt af naarmate hij meer blijft hangen op een oud kunstje. En dat geldt natuurlijk ook voor onszelf. We moeten in beweging blijven. In het bewegen scheppen we onszelf, worden we een geheel. Zodra een deel van jezelf in een oud kunstje blijft steken, wordt die integriteit aangetast. En dat is moeilijk genoeg. Ieder voor zich en zwarte hoodoo tegen ons allemaal.

Creativiteit voor iedereen

Stel je komt een vriend tegen die je al langere tijd niet hebt gezien en je zit een avond lang te bomen over van alles en nog wat. De onderwerpen die de revue passeren zullen niet allemaal nieuw zijn, maar je zit ook geen uit je hoofd geleerd verhaaltje af te draaien. Je kunt zeggen dat je in meer of mindere mate dingen hebt gezegd die je van tevoren niet in je hoofd had. Je hebt m.a.w. iets nieuws gedaan, oftewel je bent creatief geweest. Je ziet het, creativiteit is iets wat iedereen doet.

Ook over improvisaties in de jazz kun je zeggen dat er in meer of mindere mate dingen worden gespeeld die er daarvoor niet waren. De ene keer slaat de vlam in de pan en de andere keer vervallen de musici in hun oude riedels. Het is net een gesprek. En jazzmusici net gewone mensen, ze komen niet van Mars. Alleen zijn de verwachtingen op het podium hoger dan in de huiskamer, vandaar het hoge aantal ‘bedrijfsongevallen’ met drugs e.d.

Maar ook al sta je niet op het podium, er is altijd een verschil tussen geïnspireerd of juist mat je dingen doen. Een jazzmusicus die te lang ongeïnspireerd op het podium staat, wordt door het publiek afgeschreven, maar ook in het dagelijkse leven wordt een gebrek aan inspiratie uiteindelijk afgestraft: je brandt op, je krijgt een burn out.

Misschien kun je inspiratie en creativiteit zien als de innerlijke en uiterlijke kant van hetzelfde proces. Inspiratie is een ander woord voor geestkracht, en creativiteit is het resultaat naar buiten toe. Er is ook een wisselwerking tussen die twee. Lukt het om creatief te zijn, dan kan dat inspiratie geven. Maar weet je onvoldoende ruimte voor je creativiteit te vinden, dan verdwijnt je inspiratie. Maar je kan ook je inspiratie uitputten door te hoge eisen aan wat eruit komt. Iedereen met een creatief beroep zal dat herkennen. En dat creativiteit volgt uit inspiratie.

Inspiratie wordt wel eens vertaald met ‘goddelijke inblazing van de geest’. Dit suggereert iets wat ongrijpbaar is. Ik denk dat dat inderdaad geldt voor dat cruciale moment in het creatieve proces, de creatieve ingeving. Het woord zegt het al: een creatieve ingeving krijg je. Dat werkt niet op bevel, dat komt spontaan. Dit is de poëtische associatie van de dichter, het vernieuwende inzicht van de wetenschapper, die splijtende pass van de voetballer en al die creatieve momenten van musici, art directors, architecten, enz. Maar zoals ze dat zo mooi zeggen in het voetbal ‘succes dwing je af’. Je kunt heel veel doen aan de kans dat zich zo’n creatief moment zich voordoet. En aan je scherpte om dat moment onmiddellijk te grijpen.

Waar je hobby’s van krijgt

Deze blog is een eerbetoon aan alle grootse dingen waar je oeverloos veel tijd en liefde aan besteedt, maar die geen enkel nut hebben, aan alle dingen die heel onverstandig zijn om te doen om er rijk en beroemd mee te worden en veel succes mee te hebben, maar die je een onmetelijk rijk gevoel geven, alle dingen met andere woorden waarvan Lucebert zou zeggen ‘Alles van waarde is weerloos’.

Citaat uit ‘In de Tusschentijd’ over hobby’s

‘… Het kon echter nog erger. De oorzaak van alle ellende met de dingen was de blootstelling aan nieuwe, desastreuze methoden voor tijdwinning, gebaseerd op het principe van tijdsplitsing. Vanaf het moment dat men deze methoden systematisch ging toepassen op steeds meer terreinen van het leven, kwam de conditie van de dingen in een neerwaartse spiraal terecht. De verslechterende conditie van de dingen resulteerde in toenemend tijdgebrek. In plaats van beter voor de dingen te zorgen, rende men in paniek van het één naar het ander uit angst voor de dreigende geestelijke hyperventilatie. En zo verviel men van kwaad tot erger en verschrompelden de eens zo grootse, soevereine dingen tot miezerige, kleine dingetjes.

Het trieste gevolg van het verschrompelen van de dingen was dat een aanzienlijk deel van die kostbare, schaarse tijd er langs stroomde … en we weten allemaal hoe vluchtig tijd is. Vervolgens bleken de moderne methoden van tijdwinning – zoals de welbekende toepassingen van de lopende band – allesbehalve onschuldig voor het milieu. Het is normaal dat er een zekere hoeveelheid tijd ongebonden in de natuur voorkomt. Deze zogenaamde vrije tijd is het gevolg van de instabiliteit van de dingen, want lang niet alle dingen verkeren in een stabiele toestand. Kleine hoeveelheden vrije tijd hoeven geen probleem te zijn, grotere hoeveelheden blijken echter erg moeilijk te beheersen. Het risico is dan dat er onverwachts tijddeeltjes met grote energie wegschieten en waar deze andere dingen raken, daar kunnen beschadigingen optreden. Als dit vitale delen zijn die beschadigd raken, dan ziet men op de vreemdste plaatsen woekeringen van handelingen ontstaan, waardoor willekeurige onderdelen van activiteiten op hol slaan en zich blijven herhalen, met als gevolg ontwortelde dingen, hobby’s genaamd. Deze hobby’s zijn een groot gevaar voor de individuele mens, maar door hun besmettelijke karakter ook voor de volksgezondheid. Tot overmaat van ramp begrepen de mensen niet wat de oorzaak was van hun gevoel van leegte en onrust – of wilden dit niet weten – en beseften ook niet hoe groot het gevaar was. In plaats van deze hobby’s krachtig te bestrijden, gedoogden zij de talrijke hobbyshops die her en der als paddenstoelen uit de grond schoten en stortten zich op de bestrijding van wat slechts één van de symptomen van vrijkomende tijd was, namelijk de stankoverlast. Verse vrije tijd ruikt overheerlijk, maar oh wee als het ouder wordt … en dat wordt het onherroepelijk als het meer dan een handvol wordt. Gezien het epidemische karakter van deze problemen, werd het verdrijven van de onwelriekende lucht, zoals men kon verwachten, al gauw één van de meest voorkomende activiteiten. Nadat de luchtvervuiling groter en complexer bleek dan men aanvankelijk had gedacht, werden er opleidingen opgericht voor de bestrijding van deze overlast. Inmiddels is dit één van de grootste sectoren van het bedrijfsleven geworden, tijdverdrijf.’

Leve het luisterboek!

Hans Verster in de studio

 Gisteren ben ik in de homestudio van mijn zoon Stefan bezig geweest om het eerste hoofdstuk van ‘In de Tusschentijd’ in te spreken. Voorlezen is anders dan ‘stil’ lezen, zeker als je dat lang en geconcentreerd achter elkaar doet. Je gevoel voor timing van je verhaal wordt er anders van. Als je veel voorleest kruipt de aloude ‘orale traditie’ weer meer in je schrijven. Voorlezen maakt dat je meer in de sfeer van het verhaal komt, het is intenser. Ook als luisteraar.

Afgelopen zomer hadden we ‘Zomerhuis met zwembad’ van Herman Koch als luisterboek ge-… ja wat, beluisterd dan maar, en dat beviel heel goed. Het aparte is ook dat een boek weer een socialer medium wordt. Lezen doe je in je eentje, maar luisteren doe je samen. Je kunt het verhaal af en toe onderbreken om van commentaar te voorzien. Het vraagt wel om iets wat je met je handen kan doen. Net als radio, daar ga je niet voor zitten, maar heb je aanstaan in de auto of bij het koken. Een forenzende collega vertelde dat in de auto luisterboeken voor haar het favoriete alternatief waren voor irritante radioprogramma’s.

Het idee  om mijn eigen boek ook als luisterboek uit te brengen had ik al veel langer. Ik ben sterk geneigd te denken in termen van film, zodat ik vaak aan het puzzelen ben om filmische middelen te vertalen naar literaire middelen. Of een geschreven verhaal naar een multimediaal verhaal. Het aantrekkelijke van een luisterboek is dat het iedere vorm kan krijgen tussen simpel voorlezen en een hoorspel met alles er op en er aan. Hierdoor zit je niet direct vast aan hoge productiekosten, waardoor alle aandacht wordt opgeslokt door zakelijke beslommeringen.

Voor de jaarwisseling wil ik het eerste hoofdstuk bij wijze van experiment als vrij-beschikbaar luisterboek op internet te zetten. Of ik mijn hele roman als luisterboek ga aanbieden, laat ik afhangen van wat ik zelf vind van de resultaten en van de reacties op het eerste hoofdstuk.

Help, keuzeverlamming!

‘Keuzeverlamming’ is een prachtige uitdrukking. Het laat aan duidelijkheid niets te wensen over. ‘s Ochtends bij het ontbijt op je vrije dag verheug je je erop je nieuwe video-editing programma te installeren en eindelijk de opnames van een bevriend muziekbandje te monteren. Maar dan blijkt het een onverwacht mooie, zonnige dag te worden. Toch naar ons zeilbootje? Wacht, dat is geen goed voorbeeld. Dit zal niet iedereen herkennen en het is niet in beide gevallen een kwestie van ‘nu of nooit’.

Je zit eindelijk een keer rustig in de tuin of op je balkon met een stapel kranten en tijdschriften, maar zo meteen begint er een heel leuk festival in de stad. Dat is een beter voorbeeld. Er moet sprake zijn van een onomkeerbare keuze, van tijdsdruk. Je ziet het moment naderen waarop je moet kiezen … en je laat het lopen. Je bent verlamd. Als de ezel die verhongert tussen twee hooischelven. Met elastiek blijf je vastzitten aan beide keuzes en zodra je naar één kant neigt, begint de andere harder te trekken.

Je kunt zeggen dat je dan nog altijd lekker in de tuin hebt gezeten, maar dat is niet zo. Je bent weliswaar thuis gebleven, maar je hebt er niet uitgehaald wat erin zat. Je hebt onrustig op het puntje van je stoel gezeten, in plaats van met volle overtuiging de krant met alle bijlages te lezen.

‘Eruit halen wat erin zit’, eigenlijk was dat het onderwerp waar ik het over wilde hebben. Tijd stel ik me dan voor als een soort brandstof die wordt geproduceerd als je opgaat in wat je doet. Hoe meer je opgaat in je dingen, hoe meer tijd je als het ware krijgt. Een dag waarin dat goed gelukt is, geeft veel tijd, oftewel veel voldoening. Uit één dag kun je naar je gevoel een halve week halen. Je moet diep nadenken wat je allemaal sinds het opstaan gedaan hebt. Inderdaad, tijd als inspiratie, als inblazing van de geest. Vandaar die brandstof. Dit is hoe ik tijd heb benaderd in mijn roman, een tamelijk plastische voorstelling van hoe we bezig zijn met onze dagelijkse tijdwinning en hoe we daarbij belaagd worden door eisen van nuttigheid.

‘Eruit halen wat erin zit’ heeft veel te maken met kunnen kiezen. Zo kwam ik op ‘keuzeverlamming’. Hoewel het bij nader inzien meer is dan goed kunnen kiezen. Maar het is wel een uitdrukking die tot de verbeelding spreekt. Trouwens, had ik niet eerst met mijn jongste zoon moeten overleggen, van wie de uitdrukking is? Of is de uitdrukking niet van hem? Maar ik wil deze blog wel gepost hebben voordat ik over vijf minuten de deur uit moet. Help, keuzeverlamming.

Zintuiglijk schrijven als Thomas Verbogt

Vanmorgen om half acht werd ik wakker en moest er even uit. De stralende zon werd gefilterd door de klamboe en door het geopende raam kwam ochtendfrisse lucht binnen. Nog een half uurtje terug in bed. Daarna stond A. als eerste op, want zij had afspraken en ik niet. Terwijl ik nog half slapend de douche hoor lopen, zweemt er nog vaag iets van de sympathieke Tjechische film ‘Empties’ van gisteravond door mijn hoofd. Eigenlijk een coming of age verhaal maar dan voor ouderen. Een docent neemt vlak voor zijn pensioen ontslag omdat hij ongelukkig wordt van de desinteresse van de leerlingen en bloeit helemaal op bij de lege-flessenbalie van de buurtsuper. Als ik de douche niet meer hoor, sta ik ook op. Bij de zondagochtend hoort een uitgebreid ontbijt en dat smaakt mij niet in m’n eentje. Na het ontbijt blijf ik nog even besluiteloos op de bank hangen. Als het zonnig is, heb ik altijd moeite naar mijn werkkamer op zolder te gaan. De zon trekt aan mij. Vast een buitenmens geweest in een vorig leven. Om kwart voor tien loop ik met een thermoskan koffie naar mijn werkkamer. Doelbewust loop ik nog steeds op blote voeten, want ik wil eerst mijn teennagels knippen. Ik ga daarvoor op de bank van mijn werkkamer zitten, en pak een willekeurig velletje papier van mijn bureau om dat op de grond te leggen. Zo kan ik de afgeknipte nagels makkelijker oprapen en weggooien. Net voordat ik mijn blote rechtervoet op het papier kan zetten, zie ik dat het een uitnodiging is voor een lezing van Thomas Verbogt, voor wie het zintuiglijke zo belangrijk is in zijn schrijven. Maar dat wordt mij pas duidelijk als ik naar hem luister, want ik ben toch maar snel op pad gegaan.

Een schrijver in levende lijve ontmoeten heeft toch meerwaarde. Op radio of televisie mag natuurlijk ook. Ik ben het niet eens met de mening dat je een literaire tekst moet beoordelen los van de persoon van de schrijver. Nog afgezien van het feit dat ik mij juist zo veel mogelijk probeer te onthouden van een eindoordeel, vind ik het vaak interessant om iets te zien van hoe een schrijver zijn wereld probeert te vangen in een verhaal. En dan zie ik graag iets van die wereld. Vorige week op Manuscripta weer heel wat lezingen en interviews gezien en vanmorgen Thomas Verbogt. Ik geef direct toe dat ik ook de kunst aan het afkijken ben. Ergens komend najaar zal ik mijn eerste lezing als schrijver houden. De enthousiaste en persoonlijke manier waarop Thomas dat deed, is een voorbeeld voor mij. In de pauze, bij het signeren van mijn exemplaar van zijn ‘Perfecte Stilte’, heb ik van de gelegenheid gebruikgemaakt om een exemplaar van mijn ‘In de Tusschentijd’ voor hem te signeren. Veel plezier ermee Thomas, ik hoor graag wat je ervan vond.

En nu de recensies maar afwachten

Het eerste wat ik afgelopen weekend deed toen ik terugkwam van vakantie, was recensie-exemplaren versturen naar de media. Nadat ik de distributie in de eerste helft van juli eindelijk rond had, was de komkommertijd inmiddels begonnen. Geen handige tijd om berichten de wereld in te sturen. Maar nu staat het nieuwe seizoen weer voor de deur en daar wil ik bij zijn. Ook heb ik kaartjes aan vrienden, kennissen en relaties gestuurd die nog niets wisten van mijn boek.

Terwijl ik zo bezig was met mijn schrijvers- en uitgeversactiviteiten viel mijn oog op een dubbelinterview in de NRC over de ontwikkelingen in de boekenwereld. Het waren interviews met de schrijver Charles den Tex en de uitgever Mizzy van der Pluijm. Den Tex signaleert een nieuw fenomeen in de boekenwereld: de schrijver-uitgever. ‘Dat ben ik’, dacht ik meteen. Verder vindt Den Tex dat het aan visie ontbreekt bij de Nederlandse uitgevers en ziet de grote uitgevers uit elkaar vallen tot kleine diensten aanbieders. Een balangrijke oorzaken hiervan zouden de komst zijn van het eboek en grote webshops als Apple Bookstore, Amazon.com en Bol.com. Van der Pluijm ziet juist een mooie combinatie van internet en papier ontstaan en nieuwe mogelijkheden voor vruchtbare samenwerking tussen bestaande en nieuwe partijen in de boekenwereld. Zij doet een beroep op alle partijen om zich niet door paniekverhalen uit elkaar te laten spelen.

Mijn ervaring tot zo ver is dat de Nederlandse boekenwereld een gesloten wereldje is, georganiseerd rond de uitgeverijen. Een mooi voorbeeld hiervan is een soort handleiding voor aspirant schrijvers waarop ik een paar jaar geleden stuitte. En wanneer mocht je je schrijver noemen? … als je een contract met een uitgever op zak had. Ook erg boeiend is de voorwaarde om lid te worden van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers: ‘als er tenminste één door u geschreven literair werk van substantiële omvang onder redelijke voorwaarden is gepubliceerd door een professioneel geleide uitgeverij’. Voor onafhankelijk schrijvers als ik is eigenlijk geen plaats, daar is geen rekening gehouden. De distributie van gedrukte boeken en eboeken is ook sterk gericht op de uitgeverijen en hun Centraal Boekhuis. Maar de distributie van eboeken is nog veel erger. Daar heb ik wel met vijf partijen contracten moeten afsluiten om overal verkrijgbaar te zijn.

Als ik op de media afga dan wordt de Nederlandse literaire wereld bevolkt door uitgevers met marketingfrustratie, fusieverdriet en eboekangst. Toen ik begin dit jaar mijn manuscript afrondde, moest ik kiezen hoe ik het wilde uitgeven. Die keuze was ineen niet moeilijk meer: zelf doen.

Mijn voorbeeld is de wereld van de moderne muziek. Daar is de vanzelfsprekendheid van ‘een muziekcarrière begint bij een platenmaatschappij’ al lang doorbroken. Daar is een gevarieerde wereld ontstaan van dienstverleners voor iedere mogelijke vraag die muzikanten hebben in hun muziekactiviteiten, naast de internationale en nationale full service muziekorganisaties, de bekende A- en B-labels. Welke vraag je hebt als muzikant, hangt er vanaf wat je wilt en wat je positie is. De één wil de distributie van zijn zelf geproduceerde cd’jes uitbesteden en de ander is op een dermate grote schaal bezig, dat hij het beste af is met een A-label.

Ik zie wel hoe het uitpakt. Eerst maar eens afwachten wat de reacties zijn op mijn recensie-exemplaren en hopen dat ze ook boeken bespreken van onafhankelijk schrijvers.