Jaarlijks archief: 2016

Kunstmatig bewustzijn

‘Een mens leeft bij de gratie van zijn spiegelwereld’, heb ik in een eerder deel van deze reeks over je ik-gevoel betoogd. Een algemene eigenschap van een mens is om in zijn hoofd van alle informatie uit je lichaam en je omgeving je eigen begrijpelijke wereld na te bouwen. Deze spiegelwereld maakt de binnenwereld van je lichaam en de buitenwereld van je omgeving hanteerbaar, waarbij eventueel ontbrekende of tegenstrijdige informatie wordt aangevuld of aangepast, zodat je er toch iets mee kunt. In een reactie op een bepaalde situatie komt alles samen van de eigenschappen die je hebt geërfd en die je vanaf de conceptie hebt ontwikkeld. Dat gaat om de eigenschappen van al je hersenfuncties afzonderlijk, zoals je emoties, je waarneming en je intelligentie, en uiteindelijk hoe deze na veel onderling gekrakeel gezamenlijk tot een bepaalde reactie komen. Je reactie is met andere woorden een team-inspanning van al je hersenfuncties, de inspanning van een zelf-organiserend team zonder ‘captain’ (we zijn ons er eentje). Je bent je weliswaar bewust van hoe je reageert, maar dan als toeschouwer en niet als captain van het team. En die toeschouwer let vooral op wat relevant is voor de communicatie met anderen en merkt andere dingen niet eens op. Overigens levert dat ‘toeschouwer zijn bij wat je doet’ ook weer feedback op, die op de één of andere manier van invloed zal zijn bij een volgende reactie in een vergelijkbare situatie. Hoe dan ook moet het ‘kunstmatig bewustzijn’ uit de titel eigenlijk ‘kunstmatige spiegelwereld’ zijn.

Het uitbreiden van je intelligentie met kunstmatige intelligentie is een ingreep in hoe je de dingen doet, een technische ingreep, maar het uitbreiden met kunstmatige middelen van de wereld waarin je leeft, de wereld in je hoofd, is een ingreep in jezelf. En je kunt wel zeggen dat de technologische ontwikkelingen van de afgelopen dertig jaar onze wereld flink op zijn kop hebben gezet. Ook het tempo van veranderingen is hoog. Niet iedereen is daar blij mee. In mijn vorige werk had ik vaak de ondankbare taak om collega’s te vertellen dat we weer iets nieuws hadden bedacht en dat ze daarom hun werk anders moesten doen. Dat maakte mij niet populair. Er waren er zelfs bij die vonden dat ze het recht hadden om hun werk tot in de eeuwigheid op dezelfde manier te blijven doen. Bij één van de laatste reorganisaties die ik daar meemaakte, was de boodschap duidelijk: het enige wat blijft in je werk, is verandering. Wen er maar aan.

Rust, regelmaat en reinheid

Wanneer vind je rust in je werk? Geen onbelangrijke vraag in deze tijd van om zich heen grijpende stress. Een belangrijke factor is of je er je eigen werk van kunt maken en erin op kunt gaan. Hiervoor moet je de ruimte krijgen om het op je eigen manier te doen. Als je een nieuwe taak krijgt, dan heb je er je handen vol aan om het hoe dan ook voor elkaar te krijgen en doe je het precies zoals een ander je het verteld heeft. Naarmate je er meer in thuisraakt, ga je andere mogelijkheden ontdekken en dat is de ruimte die je nodig hebt om er je eigen werk van te maken. Ook ritme en routine geeft ruimte. Bij iedere verandering ben je die ruimte weer voor een deel of helemaal kwijt.

Werk kan vervelend zijn en dan is het heerlijk om iets nieuws te kunnen doen, maar je kunt ook ‘moe in je hoofd’ worden van een overdosis aan nieuwe dingen. Ik ben zelf een enthousiast computergebruiker en gebruik hem voor een scala aan toepassingen. Toch heb ik de ouderwetse neiging om voor een bepaalde toepassing zo veel mogelijk hetzelfde programma te gebruiken en deze grondig te leren kennen. Ik word horendol van die ’echte’ ict-ers, die iedere keer als ze iets moeten doen weer een ander programmaatje van internet plukken. Ik verdenk ze ervan dat het hun alleen om de computer gaat en niet om het gebied waarvoor je hem zou kunnen gebruiken. Hoe dan ook is dat voortdurende kunst en vliegwerk waarmee dingen voor elkaar gekregen moeten worden, mij te onrustig.

Digibeten, digital natives en heimwee

Mechanisering die banen kost, is bepaald niet nieuw. Machines nemen ons al sinds het begin van de eerste industriële revolutie, twee-en-een-halve eeuw geleden, werk uit handen en nu komen de robots. Een groot vraagstuk bij de huidige, vierde, digitale revolutie is wat het effect is op het werk zelf. Al het werk dat volgens vaste patronen verloopt, van uitvoerende handelingen tot het beantwoorden van standaard vragen aan een helpdesk, zal vroeg of laat worden geautomatiseerd. De grote vraag is wat uniek is aan een mens: wat kan een mens wel en een computer niet? Sowieso geen verkeerde vraag om eens over na te denken. Menselijk contact, sociale vaardigheden, creativiteit in al zijn vormen, nieuwe dingen ontwikkelen en organiseren, werk waarvoor vakmanschap en flexibiliteit vereist is en in het algemeen alles wat nieuw en uniek is.

Iets anders is dat ‘computerdenken’ in vrijwel iedere functie een grote rol is gaan spelen. En dit is kennelijk een hele aparte manier van denken. Ik heb hoogopgeleide beroepsmensen zoals grafisch ontwerpers en fotografen gekend die gestopt zijn met hun beroep omdat ze niet goed met een computer overweg konden. Ook hoogopgeleide medewerkers die zo onhandig waren in hun algemene computervaardigheden, dat je je vragen kunt hebben bij hun professionaliteit. Aan de andere kant maak ik mensen mee die op hun tachtigste nog moeiteloos met hun kinderen in Canada mailen en Skypen. Digibeet-zijn heeft ongetwijfeld te maken met intelligentie, maar bovendien met het ontbreken van een specifieke computerknobbel.

Het fabeltje van de ‘digital natives’ die nieuwe techniek zo goed begrijpen omdat ze ermee zijn opgegroeid, geeft mij het idee dat er nog iets anders dan een goed verstand komt kijken bij een succesvolle ‘migratie naar de nieuwe, virtuele wereld’. De gemiddelde ‘jongere’ snapt net zo veel of weinig van nieuwe techniek als een ‘oudere’, alleen zit hij daar niet mee. Hij begint gewoon op knoppen te drukken en vroeg of laat doet het ding wat hij wil. Meestal. Dat hij de rest niet begrijpt, interesseert hem niet. Ook een manier om het op te lossen. Toch zit daarin misschien nou juist de clue: je kunt de hersens en de vaardigheden wel hebben om bepaalde dingen te doen, maar wil je het wel? Is er niet iets in je dat zich ertegen verzet? Bijvoorbeeld dat je je oude manier van werken niet los wilt laten? Net zoiets als heimwee: als je je oude wereld niet kunt loslaten, wordt het niets in de nieuwe wereld.

Van Sommersby tot kunstmatige (virtuele) identiteit

Gedoe over de identiteit van mensen is van alle tijden. Als je leeft in een geïsoleerd dorp, dan weet iedereen (of denkt te weten) wat hij aan jou heeft, uit welke familie jij komt en hoe jij persoonlijk bent. Zelfs als iemand je nog nooit persoonlijk heeft ontmoet, herkennen ze je vaak al aan je gelaatstrekken (‘Jij bent er één van Piet en Marie’) en ‘weten’ dan al hoe je bent (de veronderstellingen). Als in de film Sommersby een onbekende persoon bijvoorbeeld aanklopt bij de vermeende weduwe Laurel Sommersby en zegt dat hij haar doodgewaande echtgenoot Jack is, die vele jaren eerder vertrokken was, dan is het de vraag hoe ze kan vaststellen of dit klopt. Het enige wat Laurel kan doen, is naar specifieke dingen vragen, die alleen Jack kan weten. Na een tijdje gelooft Laurel de nieuwkomer wel, meer omdat zij hem wel leuk is gaan vinden, dan omdat het zo overtuigend is bewezen dat hij Jack is. Daarmee lijkt de kous af, ware het niet dat de schoenmaker van het dorp nog een schoenleest van de originele Jack had en die past de nieuwe Jack toch echt niet. De moraal van de film is dat liefde identiteit overwint en de moraal van mijn verhaal dat zodra je leven niet meer begint en eindigt bij de vijftig-kilometerbordjes van je dorp, het echte gedoe over je identiteit begint.

Niet alleen wordt de onzekerheid over je ware identiteit veel groter in de wereldwijde, virtuele wereld van internet, maar ook de rol die het speelt in het maatschappelijke verkeer. Je kunt ongelooflijk veel zaken online regelen, sterker nog, steeds meer zaken kun je alleen nog maar online regelen: burgerzaken, geldzaken, reserveringen van reizen, maar ook je sociale contacten. Je kunt in Nederland niet meer volwaardig leven zonder internet. En de hoeksteen in deze virtuele samenleving is je (virtuele) identiteit.

Ongevraagde babyspulletjes

Er is inmiddels een wereldwijde ‘identiteitsindustrie’ opgetuigd voor het verificeren van je identificatie (wie ben jij) en je authenticatie (klopt het dat je bent wie jij zegt dat jij bent) en het management van je autorisatie (het koppelen van rechten aan jouw identiteit). Je identiteit is vastgelegd in een grote hoeveelheid systemen, waarvoor je in een klein deel van de gevallen een ‘card’ of pasje krijgt, zoals je id-card, pinpas, creditcard, rijbewijs, ov-pas, ziektekostenverzekeringspas, museumjaarkaart, bibliotheekpas, en al die voordeelpassen en spaarkaarten die over je uitgestrooid worden. Naast de systemen waarvoor je een pasje krijgt, figureert je identiteit nog ongevraagd in een onafzienbare hoeveelheid andere systemen en worden al die systemen ook nog eens steeds meer onderling verbonden. Het toverwoord bij dit laatste is ‘Big Data’, waarbij algoritmes vaststellen wie wat wanneer waar heeft gedaan. Dit kan ertoe leiden dat een vrouw tot haar stomme verbazing babyspulletjes krijgt toegestuurd, terwijl zijzelf nog niet eens wist dat ze zwanger was. Maar ook dat je op het vliegveld door zwaarbewapende beveiligers uit de rij voor de paspoortcontrole wordt gehaald, omdat een algoritme zegt dat je een terrorist bent.

’You never walk alone’

Jij kent ze vast ook wel, de mensen die in hun eentje druk orerend over straat lopen. De eerste keer dat ik het zag, dacht ik dat het zo’n triest, psychiatrisch geval was, die praatte met de stemmen in zijn hoofd, maar hij of zij bleek te communiceren met de stemmen in het headsetje van zijn mobiel. Ik moet hier nog aan wennen, net als aan tv-verslaggevers die duizend kilometer verderop in hun eentje tussen mensen doorlopen en met ons praten. Tot voor kort stond zo’n verslaggever voor een dikke camera te praten, wat duidelijk maakte aan de mensen ter plekke hoe het in elkaar zat. Nu zie je mensen verwonderd kijken waar zo’n type nu eigenlijk mee bezig is. Net als ik dus.

Zo’n handsfree beller of verslaggever is niet meer volledig met zijn ‘hoofd’ bij waar zijn lichaam zich dan bevindt. Dat is niet nieuw, maar het ontbreken van zichtbare tekens als een telefoon (jaren geleden dacht ik steeds dat mensen oorpijn hadden) of een camera schept verwarring bij mij. En zet mij aan het denken. Eigenlijk zie je dat overal, dat van elkaar losraken van je ‘ik’ en je lichaam. Denk aan het werken ‘in the cloud’ (niet meer werken in de lokale desktop van je computer, maar in je persoonlijke, virtuele desktop van je werk, waarop je vanaf iedere computer, laptop of tablet kunt inloggen) en smartphones, -watches en -glasses waarmee iedereen permanent draadloos online is en informatie ophaalt of wegstuurt. Je lichaam loopt of fietst daar nog wel als vanouds, maar je ‘ik’ is grotendeels uitgetreden voor ontmoetingen of werk in the cloud. Je probeert net voldoende aanwezig te blijven in je lichaam om te voorkomen dat je ergens tegen oploopt of -fietst. Andersom laat je informatie uit the cloud in je werkelijke wereld lopen en laat je je bijvoorbeeld door een navigator leiden door een vreemde stad, laat je een andere app je vertellen waar nog een parkeerplek is, of check je 9292ov op welk perron je moet zijn. Heb je nog even tijd over, dan ga je nog even op jacht naar een Pokémon en haalt je schouders op over het onbegrip van een toeterende automobilist als je daarbij de weg op rent. En zie je wat verweesde mensen ergens hulpeloos offline op een bankje zitten, dan flitst het even door je heen: ‘Zouden ze nog te helpen zijn? Maar hoe kan ik ze bereiken?’

Dat losraken van elkaar van je ‘ik’ en je lichaam kun je zien als een brede, langlopende trend. Je ziet het al in onze waarneming, waarbij we ons door middel van onze zintuigen bezighouden met dingen die niet hier. Bij het oudste zintuig van de smaak moesten we iets nog in ons opnemen om het waar te nemen. Bij reuk is het opnemen van een luchtje van dat andere al voldoende. Bij tastzin hoefden we het alleen tegen onze huid aan te houden en bij horen en zien kunnen we dingen al op afstand waarnemen.

Vroege mijlpalen in die trend zijn het maken van werktuigen, rotstekeningen en het schrift. Hiermee maak je iets dat los van jezelf blijft bestaan en die je in gedachten naar een andere tijd of plaats kunnen brengen. Bij een werktuig kun je je bijvoorbeeld afvragen waar je hem ook al weer hebt gelaten, dat je hem morgen voor iets nodig hebt en hoeveel tijd het kost om hem eventueel opnieuw te maken. Bij rotstekeningen en het schrift komt nog iets bijzonders. Tot dat moment moesten alle waarnemingen en gedachtes die je wilde vasthouden, uit je geheugen komen, maar door te gaan tekenen en schrijven, kon je deze hersenfunctie ‘outsourcen’ naar een tekening of geschreven tekst (zie ook Waar zit je verstand eigenlijk?). Socrates klaagde al dat boeken ruïneus waren voor je geheugen. Niet alleen ga je voor het eerst in gedachte uit naar iets buiten het hier en nu van jezelf, maar bovendien zet je je eerste stap op de weg naar de eerdergenoemde ‘uittreding van je ‘ik’ naar the cloud.

Lichaamsbewustzijn

Laatste wijziging: 5 oktober 2016

Lichaamsbewustzijn is het weten hoe je lichaam zich beweegt, waar het zich bevindt ten opzichte van de andere dingen in je omgeving en wat er omgaat in je lichaam. De term ‘lichaamsbewustzijn’ is eigenlijk misleidend omdat je je van je meeste bewegingen helemaal niet bewust bent en dat je dat ook maar beter zo kunt houden. Lichaamsbewustzijn komt met andere woorden vooral neer op een ‘onbewust weten’. Waar het om gaat bij al die gevallen waarbij je bewegingen uiterst precies komen – denk aan het bespelen van een muziekinstrument, aan ballet, atletiek, tennis, voetbal, kunstschaatsen, enzovoort – is juist dat je leert ze onbewust uit te voeren. Een belangrijk deel van het aanleren van dergelijke precieze vaardigheden komt er natuurlijk op neer dat je je lichaam in de juiste conditie moet brengen en houden: spieren, gewrichten en reflexen moeten afgestemd worden op dit doel. Maar verder moet bijvoorbeeld een violist of pianist niet meer hoeven kijken waar de juiste positie op zijn instrument zit, dat moeten zijn spieren als het ware weten. Als je een ervaren musicus aansluit op een hersenscanner en hem vraagt een partituur alleen te lezen, dan moet je een beeld te zien krijgen dat veel lijkt op het beeld als hij de partituur daadwerkelijk zou spelen.

Mensen zijn van nature flink verschillend in hun fijne en grove motoriek. De één kan met hele precieze bewegingen kleine voorwerpen oppakken en de ander stoot voortdurend dingen om. Ook is het heel leuk om te zien hoe mensen die nooit voetballen, aan komen rennen en een bal een trap proberen te geven. Of wat dacht je van dansen? Je kunt met recht spreken over lichamelijke intelligentie.

Je lichaam wordt vooral onbewust aangestuurd, zeg maar door je automatische piloot. Hoe belangrijk die is, merk je als hij een klein beetje hapert door bijvoorbeeld slaapgebrek of een flinke kater. Niet alleen stoot je vaker tegen dingen aan, maar die hele multitasking machine gaat ineens raar doen. Je hele routine is weg waarmee je anders je anders je espressoapparaat aan het werk zet, kopjes pakt en een pak koekjes openmaakt, terwijl je met het bezoek aan het praten bent.

Dr Strangelove

Apraxie is het verschijnsel dat een lichaamsdeel van iemand een eigen leven gaat leiden. Er zijn meerdere gevallen bekend van mensen waarvan een hand een eigen wil lijkt te hebben, zoals in de film Dr Strangelove. Altijd is er sprake van een eenzijdige stoornis, meestal links bij rechtshandigen. Het is geen onhandige beweging, zoals het omstoten van voorwerpen, maar het oncontroleerbaar uitvoeren van handelingen die je op dat moment helemaal niet wilt uitvoeren. Een ‘vreemde hand’ verandert de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, want ineens is er een deel van je lichaam waarvan je niet meer het gevoel hebt dat het van jou is.

Ook hier lijkt weer een verband te bestaan met je eerdergenoemde spiegelwereld. Zoals ik al schreef: ‘een half woord of half beeld is voldoende om je automatisch de rest zelf te laten invullen’. Het is een belangrijke functie die je in staat stelt te anticiperen op gebeurtenissen zodat je veel sneller kunt reageren, maar waardoor je ook minder zwaar een beroep hoeft te doen op je hersencapaciteit. Het is een functie die sterk pro-actief wordt uitgeoefend, zo pro-actief dat je soms al iets hebt gedaan zonder dat je het wilde, omdat je er niet sterk genoeg tegenin ging. Mij overkomt het wel eens dat ik de badkamer inloop zonder het licht aan te doen en dat ik bij het weer naar buiten gaan het lichtknopje toch indruk, terwijl ik weet dat ik dat dan niet moet doen, want dan doe ik het licht juist aan.

Veel gedrag lijkt te berusten op twee mechanismen: ‘voorgekookte’ handelingen die door je omgeving opgeroepen worden en een controle-mechanisme die deze handeling zo nodig afremt of stopt. Als dit controle-mechanisme door een hersenbeschadiging (in dit geval het corpus callosum en de frontale schors) niet goed meer werkt, dan kun je de door de omgeving opgeroepen handeling niet meer tegenhouden. Je wordt een speelbal van je omgeving. Victor Lamme geeft in Vrije wil bestaat niet het voorbeeld van iemand die een glas water van een ander oppakt en leegdrinkt, terwijl hij weet dat dat ongepast is. En als er een bril op tafel ligt, dan zet hij hem op, ook al heeft hij er al twee op.

Imitatie is ook een handeling die voortdurend automatisch wordt voorbereid als onderdeel van je inlevingsvermogen. Dit imiteren of meebewegen is soms gepast en soms absoluut ongepast. Een beschadiging van de frontale schors kan ertoe leiden dat iemand te pas en te onpas anderen imiteert. Lamme noemt ook het verwante verschijnsel van het syndroom van Gilles de la Tourette, waarbij allerlei tics optreden, evenals het uitstoten van obsceniteiten. Net zoals iemand oncontroleerbaar obsceniteiten uitkraamt, kan iemand oncontroleerbare obscene gebaren maken (een variant op de ‘vreemde hand’ bij apraxie). ‘Gilles de la Tourette’ is overigens aangeboren, terwijl apraxie het gevolg is van een hersenbeschadiging door bijvoorbeeld een beroerte. Bij ‘Gilles de la Tourette’ zijn het korte, ongerichte uitbarstingen die het hele lichaam bestrijken, terwijl het bij ‘vreemde hand’ gaat om constante, doelgerichte handelingen van één lichaamsdeel.

Auto’s en andere kunstledematen

Lichaamsbewustzijn is ook weten wat er bij je lichaam hoort. Leren autorijden betekent dat je als het ware je lichaamsbewustzijn moet uitbreiden met een auto. In het begin heb je het gevoel dat hij vreselijk groot is en dat je ogen tekort komt om te voorkomen dat je overal tegenaan rijdt. Gaandeweg begin je aan te voelen waar het zich ten opzichte van de andere dingen in de omgeving bevindt en wordt het een deel van jezelf. En niet alleen waar dat ding zich bevindt, maar ook hoe je alle functies soepel en reflexmatig uitvoert, bijvoorbeeld ‘gedachteloos’ achteruit inparkeren met een aanhanger. Ik heb eens de handelingen van de bestuurder van een graafmachine bestudeerd. Het leek wel of het zijn eigen arm was, zo natuurlijk, snel en precies als hij die enorme mechanische arm bewoog.

In een bekend experiment, het zogenoemd ’rubberen hand-experiment’, wordt een proefpersoon achter een tafel gezet, waarbij een tussenschot één hand aan zijn zicht onttrekt. De onzichtbare hand van de proefpersoon is vervangen door een rubberen kunsthand, die voor hem op de tafel ligt. De leider van het experiment voert met een kwastje tegelijkertijd en op dezelfde manier een strijkende beweging uit op de rubberen hand en op de echte hand. De proefpersoon voelt de aanraking van zijn echte arm en ziet de aanraking van zijn kunstarm. Al na een paar minuten krijgt hij het gevoel dat de kunstarm echt van hem is. De wrede grap die meerdere malen is uitgehaald, is om vervolgens plotseling met een hamer een klap op de kunsthand te geven, zodat de proefpersoon echt de sensatie krijgt alsof er op zijn vingers wordt geslagen.

Een kunstledemaat verandert de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, want een eigen ledemaat van je lichaam is vervangen door een kunstledemaat, of je hebt er een kunstledemaat bij gekregen. Het betekent dat je de nieuwe, vreemde ledemaat moet opnemen in je lichaamsbewustzijn. Je weet dan onbewust hoe het beweegt, zodat je er niet steeds bewust mee bezig hoeft te zijn. De aansturing van een ouderwetse kunstarm gebeurde heel lang puur mechanisch. Nu wordt er steeds vaker gebruikgemaakt van een directe koppeling aan je zenuwstelsel, waardoor je de kunstarm net als een echte arm met je gedachtes kunt aansturen.

Maar ook een auto of een graafmachine betekent een verandering van de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, zij het tijdelijk. Zeker bij zo’n graafmachine zul je na een lange dag hiermee werken, het gevoel hebben dat het deel van je lichaam is geworden.

Kunstmatige intelligentie

De bovengenoemde chauffeur van de graafmachine heeft als het ware zijn ik-gevoel uitgebreid met de graafmachine, die nu ook bij zijn lichaam hoort. De chauffeur had toen zo te zien weinig moeite met de aansturing, maar stel dat de graafmachine niet één maar drie graafarmen zou hebben. In dat geval zou wat assistentie bij de aansturing welkom zijn.

Wat we doen is kunstmatige intelligentie inzetten bij onder meer het bijsturen van al die graafarmen, om te zorgen dat de schep horizontaal blijft en ze hun lading niet verliezen. David Abbink van de TU Delft ontwikkelde de zogenoemde haptische manier van stuurcorrectie voor auto’s. Het stuur wordt niet van je overgenomen, maar het stuur laat je door tegendruk voelen dat je bijvoorbeeld te veel naar de zijkant van de weg aan het sturen bent. Haptische stuurcorrectie activeert je reflexen en dat is veel sneller dan bijvoorbeeld een geluidsignaal of lichtje, wat bewust verwerkt moet worden.

Na een dag werken voelt ook die enorme, haptische, drie-armige graafmachine helemaal aan als een deel van jezelf. Kunstmatige intelligentie maakt het in principe mogelijk om je ‘lichaam’ eindeloos uit te breiden. Je eigen capaciteit om al die complexiteit aan te sturen, je intelligentie, blijft natuurlijk hetzelfde, maar door deze aan te vullen met kunstmatige intelligentie, is dat prima te doen. Het is natuurlijk niet zo dat er een grens is tot waar je eigen intelligentie werkt en van waar het wordt overgenomen door de computer. De aansturing van de hele machine wordt over de hele linie uitgevoerd door een mix van eigen en kunstmatige intelligentie. Je krijgt het gevoel dat de machine volledig deel van jezelf is geworden, maar je hebt maar een beperkt aandeel in de feitelijke aansturing. Naarmate de machine complexer wordt zal dit aandeel kleiner worden. En natuurlijk als je de computer ‘harder zet’ omdat je gewoon niet zo veel zelf wilt doen. Dit laatste gebeurt met de ontwikkeling van zelfsturende auto’s: stapje voor stapje worden er nieuwe, automatische functies aan toegevoegd, die jou werk uit handen nemen.

Kunstmatige intelligentie verandert op allerlei manieren de relatie van je ‘ik’ en je ‘lichaam’. Allereerst natuurlijk doordat het je mogelijk maakt om ook complexere machines aan te sturen en daarbij het gevoel te krijgen dat het een deel van je eigen lichaam is. Dit zal beter gaan naarmate de bediening, de interface, ‘intuïtiever’ is. Maar het zorgt bovendien voor een subtiele verschuiving in wat je feitelijk aanstuurt en wat je de illusie geeft dat je het aanstuurt. We zagen dit ook al bij je bewustzijn: je bewustzijn heeft de illusie dat het dingen aanstuurt die feitelijk door je onbewuste worden aangestuurd. Nu gebeurt dit bij kunstmatige intelligentie. Hier kun je echt spreken van het outsourcen van niet alleen je intelligentie, maar ook van je lichaamsgevoel.

Het gesprek met jezelf

Laatste wijziging: 5 oktober 2016

In mijn vorige blog schreef ik dat je bewustzijn zeker niet de functie heeft van je oppermachtige commandocentrum die alles regelt, maar meer die van woordvoerder. Gedachtes en beslissingen vormen zich onbewust en je bewustzijn speelt slecht een rol bij de communicatie daarover met de buitenwereld, met je soortgenoten. Wat overigens niets afdoet aan de waarde daarvan. In ieder geval is de rol van je bewustzijn wat bescheidener dan eerst werd gedacht. Maar misschien is er een tweede rolletje weggelegd voor je bewustzijn: gesprekspartner voor ‘je innerlijke gesprek’, het gesprek met jezelf. Nee, ik ben geen zweefneef geworden, laat me het uitleggen.

Je kent ongetwijfeld de ervaring van het worstelen met een lastige beslissing. Wat vaak helpt, is om er met iemand over te praten. Soms maakt het niet veel uit wat de ander zegt, alleen al het uitspreken van je gedachtes tegen een ander helpt je verder. De ander is je spreekwoordelijke klankbord. Door jezelf hardop een gedachte te horen uitspreken, word je vaak op nieuwe gedachtes gebracht. Alleen al de ogen van de ander kunnen hiervoor voldoende zijn, daar hoeft hij geen wenkbrauw voor op te trekken.

‘Gesprek’ moet je in overdrachtelijke zin opvatten. Waar het om gaat, is dat je een gedachte omzet naar een uitspraak en daarmee iets nieuws creëert. Maar voor die omzetting heb je wel ruimte nodig. Die ruimte ontstaat door de aanwezigheid van een ander, of die nu werkelijk aanwezig is, of slechts in gedachte en of die nu wat zegt of niet. Dat is de werking van een klankbord. Dat is ook hoe bijvoorbeeld gesprekstherapie werkt. Het gaat er niet om wat de therapeut zegt, maar om het gesprek met jezelf waartoe zijn aanwezigheid je aanzet.

Met behulp van je innerlijke gesprek nieuwe dingen scheppen is ook de essentie van creativiteit. Een schilder die even een paar passen achteruit gaat van zijn schilderij, verandert daardoor het perspectief en krijgt zodoende een impuls voor hoe hij verder moet gaan. Als ik wat vage muzikale ideetjes opneem en vervolgens luister naar het resultaat, brengt mij dat op nieuwe ideeën. Een schrijver krijgt nieuwe ideeën of bedenkingen bij zijn gedachtes door ze op te schrijven. Fictie-schrijvers weten overigens alles van het ‘terug praten’ van hun schepping. Voordat je het weet, gaan je personages een eigen leven leiden en verdommen dat te doen waarvoor je ze had bedacht.

Vaak krijgen scheppende kunstenaars als ze weer iets bijzonders hebben gemaakt, te horen: ‘waar haal je het vandaan’, of ‘hoe kom je erop’. Het antwoord moet zijn ‘door met mezelf in gesprek te gaan’. En dat doe je door bijvoorbeeld een onbewuste gedachte om te zetten naar een bewuste gedachte, door het hardop te zeggen, door het op te schrijven, door te ruiken aan wat kruiden en ze vervolgens toe te voegen aan je gerecht, door een penseelstreek aan te brengen op het doek en een stapje terug te doen en te kijken, door een stukje muziek op te nemen en er vervolgens naar te luisteren. En dan komt stap 2: ‘luisteren’ naar wat je net hebt gedaan en wat dit je zegt. En als het je nog niets zegt, dan moet je wat anders doen om je ‘eigen’ gedachtes te onderbreken en opnieuw te luisteren of je iets wordt ‘ingefluisterd’. Inderdaad, ‘inspiratie’. Na een paar uur kunnen er zo dingen uit je handen komen die ook voor jezelf volkomen nieuw zijn.

Een tweede rol van je bewustzijn zou dus iets in verband met dat klankbord voor je ‘innerlijke gesprek’ kunnen zijn, wat natuurlijk mooi past bij zijn rol van woordvoerder bij het externe gesprek met je medemens.

De Nederlandse, existentialistische psycholoog B.J. Kouwer (1924-1968) heeft nieuwe grondslagen voor de psychologie ontwikkeld, gebaseerd op het idee van ‘gesprek’. Maar dat terzijde.

Veronderstellingen, spiegelneuronen en waarneming

Er wordt wel eens gezegd dat we leven bij de gratie van de veronderstellingen. We reageren niet zo maar op wat we op dat moment waarnemen, maar vooral op wat we veronderstellen wat er gaande is. Die veronderstellingen zijn gebaseerd op je ervaringen en andere vooringenomenheden. Bij een versleten huwelijk is daar geen doorkomen meer aan: ‘Jij ook altijd …’. Er zijn nu aanwijzingen dat dit niet alleen een slechte gewoonte is, maar ook komt door hoe we gebouwd zijn. Onze hersenen blijken uitgerust te zijn met speciale neuronen voor het nabouwen van de externe wereld: spiegelneuronen. Met je spiegelneuronen bouw je in je hoofd een spiegelwereld na van alles wat je bezighoudt in de buitenwereld.

Een half woord of half beeld is voldoende om je automatisch de rest zelf te laten invullen. Zo kun je veel sneller reageren en als het beeld of geluid slecht is (of als je ogen of oren niet meer zo best zijn), kun je er toch nog iets begrijpelijks uit halen.

Zintuiglijke waarneming werkt ook met dit principe. Het zit al in het woord ‘waarneming’, wat vertegenwoordiging of representatie betekent. Zintuiglijke waarneming is het in je hoofd vormen van een representatie van de informatie die je in de buitenwereld met je zintuigen hebt opgepikt. Het is overigens niet zo dat de waarneming voltooid is als je je ervan bewust bent geworden. Bewustzijn is niet meer dan een mogelijk bijproduct. Wat ik al zei, onze ‘woordvoerder’ wordt lang niet altijd bijgepraat. Bij een visuele waarneming worden de eigenschappen van het voorwerp uitgesplitst in dingen als vorm, grootte, textuur, kleur, beweging. Al die gegevens gaan naar verschillende plaatsen in je hersens, waar ze beoordeeld worden op wat je ermee moet doen. Als het organisch gevormd is, vrij groot, harig, bruin en het komt op je afgestormd, dan hebben je hersens al lang geconstateerd dat het een kwade beer is en ben je aan het rennen voordat je je hiervan bewust ben. Overigens betwijfel ik of wegrennen voor een kwade beer erg zinvol is.

Er zijn ook dingen die kennelijk zo belangrijk zijn om snel en goed te herkennen dat we er een apart hersenonderdeel voor hebben, zoals gezichtsherkenning. Net als bij zo veel andere dingen realiseer je je pas hoe bijzonder dat vermogen is als het niet meer werkt. Gezichtsblindheid (prosopagnosie) kan je sociale leven behoorlijk onderuit halen. De bekende neuroloog Oliver Sachs (Van ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield’) beschrijft een schapenboer die zijn eigen vrouw niet kon herkennen, maar wel zijn honderd schapen uit elkaar kon houden (waar het mee begonnen is, wordt niet vermeld).

Het fenomeen van de spiegelwereld is ook in het volgende terug te zien. De hersenactiviteit van iemand die kijkt naar een tenniswedstrijd lijkt op die van iemand die zelf iets dergelijks uitvoert: je ziet zijn motorische hersenen meebewegen. Als ik naar een bokswedstrijd kijk, kan ik niet stilzitten. Heel gênant. De denkbeeldige bokser in mij, neemt dan bezit van mij. Het is heel dwingend, ik kan het niet laten mee te bewegen (en ik ben niet eens een liefhebber van boksen!). Dit is hetzelfde mechanisme als waar in film gebruik van wordt gemaakt: je creëert in je hoofd een spiegelwereld van wat je ziet en je ervaart deze fictieve wereld alsof hij echt is. Wat je in een film ziet, raakt je onontkoombaar, ook al weet je dat het niet echt is.

Inlevingsvermogen en zelfbewustzijn

Een belangrijk voordeel van een spiegelwereld is het inlevingsvermogen dat je daardoor krijgt. Als je al zo sterk kunt meeleven met de personages uit een speelfilm, kun je dat helemaal met de echte personen om je heen. Dit is waarschijnlijk ook een hele belangrijke evolutionaire functie van inlevingsvermogen: het stelt je in staat om in groepen te leven en samen te werken, wat de overlevingskansen van het individu aanzienlijk vergroot. Ik denk dat je de rol van inlevingsvermogen in de menselijke interactie nauwelijks kunt overschatten. Tot in het diepst van je gedachtes ben je op andere mensen betrokken. Inlevingsvermogen, je sociale voelhorens en vaardigheden, spelen een enorme rol in je maatschappelijk succes. Je kunt nog zo’n bolleboos zijn in een bepaald vak, maar als je inlevingsvermogen onderontwikkeld is, zul je er een harde dobber aan hebben om je maatschappelijke positie op hetzelfde niveau te krijgen als je vakbekwaamheid. En bewustzijn speelt daarin een grote rol.

Zelfbewustzijn is een bijzondere vorm van bewustzijn, nu is je eigen persoon onderwerp van je bewustzijn. Zelfbewustzijn en inlevingsvermogen gaan hand in hand, je kunt je alleen inleven in een ander als je ook enig besef hebt van hoe de ander jou ziet. Zelfbewustzijn is het beeld van je van jezelf hebt, waarbij alle anderen die je kent over je schouder meekijken.

Je onderbewuste en biofeedback

Je kunt je slechts bewust zijn van een beperkt deel van wat er in je omgaat. De lagere, autonome lichaamsfuncties vallen buiten het bereik van je bewustzijn. Dit wordt soms het onderbewuste genoemd, omdat het als het ware onder de drempel ligt van wat je kunt waarnemen. We missen de daarvoor benodigde zintuigen. Met behulp van zogenoemde biofeedback kun je deze grens oprekken. Biofeedback is een kunstmatig zintuig. Met behulp van een instrument kun je bepaalde fysiologische functies op een beeldscherm te kunnen waarnemen en deze zodoende in zekere mate te leren beheersen. Dit kan gaan om hersengolven, spierspanning, huidgeleiding, hartritme en pijnwaarneming. Het schijnt effectief te zijn bij hoofdpijn en migraine.

De werkelijkheid waarin je leeft

Bewustzijn (alles waar je je bewust van kunt zijn) tenslotte is ook de werkelijkheid waarin je leeft en die permanent op de achtergrond in je hoofd aanwezig is. Dit wordt bepaald door je erfelijke aanleg, je levensgeschiedenis, de collectieve geschiedenis van je cultuur, het nieuws wat er speelt en waar je in de desbetreffende periode mee bezig bent. Het is wat je bezighoudt. Als je fanatiek op zoek bent naar een nieuwe fiets, dan bestaat de hele wereld uit fietsen.

Bewustzijn staat niet los van je andere cognitieve functies, zoals intelligentie, geheugen, waarneming en taal. Als je iets niet opmerkt en even in je geheugen kunt vasthouden, kun je je er natuurlijk ook niet bewust van worden.

Er is ook altijd een spanningsveld tussen je bewustzijn en je onbewuste. Je onbewuste is weliswaar het deel van jezelf waarvan je je bewustzijn kunt worden, maar dit gaat zeker niet altijd vanzelf. Iedereen kent de ervaring dat je achteraf niet begrijpt waarom je iets niet ‘zag’. Dat kan gaan om je verdwenen sjaal, die gewoon op de kapstok blijkt te hangen, maar ook wat een ander bedoelde met een opmerking, of het effect van jouw opmerking op een ander. Psychotherapie gaat voor een belangrijk deel om het helpen ‘zichtbaar’ maken van ‘wat er eigenlijk gaande is’.

Samenvattend

We leven niet slechts bij de gratie van wat veronderstellingen, maar bij de gratie van een complete spiegelwereld. In je spiegelwereld komen de innerlijke wereld van je aanleg en ervaringen samen met je waarnemingen van de buitenwereld. Bij je innerlijke gesprek praat je met je spiegelwereld, die is je klankbord. Je communicatie met de buitenwereld vindt niet direct plaats, maar loopt via je spiegelwereld. Je kunt je inleven in een ander omdat deze geen complete vreemde is, maar deel uitmaakt van je spiegelwereld, met andere woorden van jezelf. Alles wat er onbewust in je omgaat, is geworteld in je spiegelwereld. En bij deze interne en externe communicatie speelt je bewustzijn een rol.

In de volgende delen wil ik ingaan op lichaamsbewustzijn, het uitbreiden van lichaamsbewustzijn bij het gebruiken van kunstledematen en exoskeletten, hoe het mogelijk is dat iemands hand een eigen leven gaat leiden, zoals in de film Dr. Strangelove, het overzetten van je ik-gevoel naar een ander bij acteren en het compleet uittreden uit je eigen lichaam bij het werken met een avatar.

Wat is bewustzijn?

Laatste wijziging: 5 oktober 2016

In zijn publicatie Vrije wil bestaat niet schrijft Victor Lamme ergens ‘Het ‘ik’ is een nogal ontrouwe partner van het lichaam en gaat vreemd zodra het zijn kans schoon ziet’. Dat is een nogal heftige zin om mee te beginnen. Toch geeft het heel goed weer waar ik het over wil hebben: de betrekkelijkheid van jouw ik-gevoel en jouw lichaamsgevoel en hun onderlinge samenhang. Beide zijn gebaseerd op complexe en gevoelige hersenprocessen, die makkelijk een andere wending kunnen krijgen. Soms doet iemand dingen die hij helemaal niet wil, of heeft hij iets gedaan waar hij zich niets van kan herinneren. Dat roept vragen op over zijn vrije wil. Dat is waar Lamme op ingaat. Vandaar zijn titel. Het raakt echter ook aan het steeds virtueler worden van onze wereld door internet en dat is waarin ik ben geïnteresseerd. We zijn permanent online, hangen onszelf vol met gadgets die onze lichaamsfuncties monitoren en op internet zetten, gebruiken hersengestuurde kunstledematen, exoskeletten en avatars, rijden in zelfsturende auto’s en gaan steeds intiemer om met robots. Ik ben niet op voorhand een voor- of tegenstander van deze ontwikkelingen – dat lijkt me ook tamelijk zinloos – maar het maakt mij nieuwsgierig naar wat dat doet met ons ik-gevoel.

Naar welk lichaam en gedrag verwijst jouw ik-gevoel?

Met ‘ik-gevoel’ bedoel ik waar je het over hebt als je praat over ‘ik’ of ‘jezelf’. Je ik-gevoel is verbonden met een lichaam, je eigen lichaam. Je weet wat jouw lichaam is en wat van een ander. Je weet ook welke lichaamsdelen daarbij horen en welke niet. Je ik-gevoel is tenslotte ook verbonden met bepaald gedrag: je weet wat jij hebt gedaan en wat niet. We zijn vertrouwd met het idee dat je ik-gevoel, je lichaam en je gedrag onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, maar zoals ik hierboven al stelde, hoeft dat niet altijd het geval te zijn.

Wat ik heb gedaan is een reeks begrippen en verschijnselen die samenhangen met je ik-gevoel verkennen en hierin verbanden aangeven. Het gaat me erom meer zicht te krijgen op je gevoel wat jouw lichaam en jouw gedrag is: hoe komt het tot stand en wanneer verandert het. Maar ook hoe kun je het veranderen, want zoals bij een kunstledemaat wil je dat de beoogde gebruiker het gevoel krijgt dat het een deel is van zijn eigen lichaam.

Bewustzijn is samen met het onbewuste een centraal begrip in mijn verkenning en verder ga ik onder meer in op het onderbewuste, zelfbewustzijn, inlevingsvermogen, lichaamsbewustzijn, autorijden, kunstmatige intelligentie en bewustzijn, acteren, avatars en uittreding. Ik zal dit doen in een aantal delen. In dit eerste deel beperk ik mij tot bewustzijn en je onbewuste.

Termen die naar jezelf verwijzen

Er is een flink aantal termen die op de één of andere manier naar jezelf verwijzen, of in ieder geval naar een bepaald mens. Soms is het enige verschil tussen twee termen dat het gezichtspunt anders is, soms zit het verschil in de context waarin het wordt gebruikt en soms gaat het om bepaalde eigenschappen. Het gaat hier om een eerste begripsaanduiding, verderop kom ik uitgebreider terug op de meeste termen.

Ik. Dit is de actieve vorm waarin je praat over iets wat je doet of hebt gedaan.

Zelf. Hier gaat het om een eigenschap of voorwerp van ‘jezelf’. Ook kun je zeggen dat je iets ‘zelf’ hebt gedaan.

Bewustzijn. Dit begrip heeft heel veel aspecten, maar hier gaat het me om één aspect: het verwijst naar een bepaalde persoon die zich ergens van bewust is. Het is een eigenschap van iemand, namelijk iemand die zich ergens bewust van is, of iemand die zich hoe dan ook van iets bewust kan zijn. Als dit laatste in twijfel getrokken wordt en de vraag op komt of hij zich wel bewust is van wat hij doet, dan wordt hij wellicht als psychiatrische patiënt opgesloten, of zegt de rechter na eventuele misdragingen dat hij niet toerekeningsvatbaar was.

Zelfbewustzijn. ‘Zelfbewustzijn’ verwijst naar een ervaring. Het is een specifieke vorm van bewustzijn waarbij iemand zich bewust is van zichzelf.

Identiteit. Je identiteit is de maatschappelijke verankering van wie jij bent. Je nationale, culturele en sociale identiteit kun je met andere personen delen. Het is waar jij jezelf mee identificeert en waar anderen jouw mee identificeren. Je persoonlijke identiteit is jouw unieke bezit. Het speelt een formele en cruciale rol bij het regelen van je rechten en verantwoordelijkheden, zoals je burgerrechten, je toegangsrechten en je kredietrechten.

Imago. Imago is vooral een term uit de wereld van de public relations en verwijst naar het publieke beeld van een persoon, organisatie of activiteit. Het is geen eigenschap van die persoon, organisatie of activiteit zelf, maar iets wat hun wordt toegeschreven.

Reputatie. Dit begrip is verwant aan ‘imago’, maar is meer gebaseerd op je feitelijke gedrag en de manier waarop je met je relaties omgaat.

Persoonlijkheid. Dit gaat over de eigenschappen van een persoon, het is zijn karakter.

Persoon, persona, personage. Persona is een Latijnse woord dat ‘toneelmasker’ betekent (met dank aan Wikipedia). De functie is dat een acteur meerdere rollen kan spelen en door het gebruik van persona’s kan zorgen dat het publiek weet wanneer hij welke rol speelt. In het dagelijks taalgebruik is ‘persoon’ de algemene aanduiding voor een mens geworden. Een ’personage’ is een fictieve persoon uit een verhaal. In de wereld van webdesign en user-interfaces is ‘persona’ de term geworden voor een bepaald type gebruiker waarop de website moet worden afgestemd. Het terugkerende element in deze drie begrippen is het idee dat een mens meerdere rollen kan spelen die ieder een eigen gestalte krijgen.

Avatar. ‘Avatar’ is een begrip dat afkomstig is uit het hindoeïsme en ‘afstammeling’ of ‘incarnatie van een godheid op aarde’ betekent (met dank aan Wikipedia). Het betekent ook ‘je opwachting maken in een bepaalde hoedanigheid’. Ook bij een avatar zie je, net als bij een persona, het idee terug dat iemand meerdere gestaltes kan aannemen.

‘Hallo, is daar iemand thuis?’

Als het over bewustzijn gaat, dan wordt er vaak gedacht aan wie jij bent: het is jouw persoonlijkheid. Zelfs wordt er gedacht aan de vraag of het hoe dan ook om een levend wezen gaat of om een computer: ‘hallo, is daar iemand thuis, of praat ik met een computerprogramma?’ Een psychiatrische patiënt is iemand wiens bewustzijn is gestoord. Ook gaat het om de tegenstelling van wakker zijn in tegenstelling tot ‘in slaap zijn’ of ‘buiten bewustzijn’. Als je aan het slaapwandelen bent, dan is je bewustzijn even afwezig. Tegenwoordigheid van geest, concentratie en aandacht tenslotte zijn synoniem aan bewustzijn.

Al deze zaken rond ‘ben je er bij met je verstand, ben je hoe dan ook goed bij je verstand en ben je een persoonlijkheid om respect voor te hebben’ worden op het conto van je bewustzijn geschreven. En dat is nogal wat. Als je daaraan komt, dan kom je aan iemand zelf. Vandaar de vaak verontwaardigde reacties op de titel van het boek van Lamme: Vrije wil bestaat niet. Wat mij betreft was de titel Absolute vrije wil bestaat niet geweest, maar dat klinkt natuurlijk niet zo sexy.

Bewustzijn en je onbewuste

Op ieder moment in je leven is er een ontelbaar aantal processen in jezelf gaande, die gezamenlijk je gedrag bepalen. Om te beginnen natuurlijk al die autonome processen als het regelen van de hoogte van al je bloedspiegels, het regelen van je lichaamstemperatuur, het afstemmen van al je lichaamsritmes op je biologische klok en het scannen van je omgeving met je zintuigen om te zien of je misschien ergens snel op moet reageren. Verder moeten je spieren zorgen dat je niet van je stoel valt, moet je blijven ademhalen, moet je de tekst over het beeldscherm schuiven en moet je onthouden waar je in deze tekst was gebleven, terwijl je een huisgenoot antwoordt dat je het brood niet zal vergeten als je zo boodschappen gaat doen. En al deze processen moeten worden aangestuurd.

Eeuwenlang heerste het idee dat ons bewustzijn het oppermachtige commandocentrum was dat alles opmerkte, alles wist en alles aanstuurde. Ap Dijksterhuis geeft in zijn publicatie Het slimme onbewuste het volgende, idyllische beeld van het bewustzijn (om het vervolgens tot de grond toe af te branden):

  • Het maakt ons intelligent, rationeel, wijs, verantwoordelijk, verstandig, redelijk, enz. Hoe dieper we nadenken, hoe verstandiger en intelligenter onze beslissingen worden.
  • Bewustzijn is wat ons typisch menselijk maakt, wat ons anders anders dan dieren maakt.
  • Het bewustzijn is de baas in onze hersenen. Het neemt de belangrijkste beslissingen en stuurt ons gedrag voortdurend aan. Het is de kern van ons psychische systeem, de ceo van ons ‘bedrijf’.
  • We hebben pas iets waargenomen als we ons ervan bewust zijn geworden. Zonder bewustzijn geen waarneming.
  • Ons gedrag begint met bewust genomen beslissingen: we bedenken dat we iets willen gaan doen en voeren deze handeling vervolgens uit.
  • alle mentale processen zijn bewust.

Dit blijkt iets anders te liggen, zoals Lamme, Dijksterhuis, Dick Swaab en vele andere hersen- en gedragsonderzoekers inmiddels aannemelijk hebben gemaakt. Descartes zat er met zijn ‘Ik denk, dus ik ben’ volkomen naast. Al die processen, die samen maken dat we blijven leven en verstandige dingen doen, sturen zichzelf aan, maar worden ook door elkaar beïnvloed. Behalve de ‘lagere’, autonome processen, die in principe buiten ons bewustzijn vallen, hebben we onze ‘hogere’ systemen, zoals zintuiglijke waarneming, ons bewustzijn, geheugen, intelligentie, taal en emoties. Al deze processen spelen voortdurend een rol, waarbij dan de ene de overhand heeft en dan weer de andere. Kennelijk lukt het daarbinnen in ons hoofd heel redelijk om samen tot goede beslissingen te komen – want anders hadden we niet meer geleefd – maar dat hebben al die baasjes van de diverse processen gedaan zonder de bezielende leiding, of zelfs maar coördinatie van ons bewustzijn, of welk andere grote baas in ons hoofd dan ook.

De aansturing van alle dingen die we doen en wat er in ons gaande is, gebeurt door een bont gezelschap van baasjes die op wonderbaarlijke wijze meestal heel aardig tot gezamenlijke beslissingen weten te komen. Je bewustzijn is niet meer dan een soort woordvoerder (een beeldspraak van Dijksterhuis) voor de buitenwereld, voor je medemensen. En onze arme woordvoerder staat onder zware druk. Hij wordt belaagd door omstanders die willen weten wat je gaat doen of waarom je in godsnaam iets wel of juist niet hebt gedaan. Omstanders die niet begrijpen hoe je bezig bent en voor wie je daarom een enigszins samenhangend en begrijpelijk beeld van jezelf probeert op te hangen. Voortdurend rent onze woordvoerder naar binnen, naar wat hij denkt dat de directiekamer is en steeds weer blijkt hij in zijn hemd te staan: het bonte gezelschap daarbinnen heeft hem maar een fractie verteld van wat er allemaal gaande is. Ze nemen hem gewoon niet serieus. Tot overmaat van ramp blijkt ook iedere keer dat degene van wie hij dacht dat hij de directeur was, opgevolgd te zijn door een ander baasje, die op zijn beurt weer een hele andere draai aan de dingen geeft. Tja, wat doe je dan? Dan ga je fabuleren, dan verzin je maar iets. Veel experimenten laten zien dat proefpersonen een reden voor een keuze geven die helemaal niet waar kan zijn. Dit kan zijn omdat de echte reden (sociaal) onaanvaardbaar is, of omdat er helemaal geen echte reden is. Ons bewustzijn verzint leuke verhaaltjes achteraf.

Als het verhaal wat onze woordvoerder ophangt een tijdje toevallig redelijk spoort met wat er feitelijk is gebeurd, dan gaat hij in zijn eigen verhalen geloven en krijgt de illusie dat hij zelf aan de touwtjes trekt. Hij gaat gewichtig doen, waardoor het meestal juist misgaat. De beste woordvoerders zijn degenen die zichzelf onzichtbaar weten te maken en snel en geruisloos boodschappen vanaf de gelagkamer van de baasjes naar buiten brengen.

Natuurlijk is een mens geen onverantwoordelijke idioot, die niet weet wat hij doet, alleen zit de logica van hoe een mens ‘werkt’ wat minder simpel in elkaar dan lang werd gedacht. Er zit een ongelooflijke hoeveelheid kennis en ervaring in een mens en het is de kunst om daar zo goed mogelijk gebruik van te maken. En daarvoor moet je bewustzijn niet meer of minder doen dan waar het geschikt voor is: zichzelf wegcijferend de kennis en ervaring die van binnenuit wordt aangereikt in kleine stukjes naar buiten brengen en na ieder stukje opnieuw goed ‘luisteren’ naar wat er wordt aangereikt en dat weer naar buiten brengen. Oftewel gebruikmaken van je intuïtie. Het punt is dat de verwerkingscapaciteit van je bewustzijn heel klein is en als deze te lang zelf aan het woord blijft, dat hij dan in kringetjes gaat ronddraaien, dan gaat hij rationaliseren. Voor een goede beslissing moet je zorgen dat alle mogelijke invalshoeken erbij betrokken worden. Dit zijn associatieve sprongen in je gedachtes, die je niet op bevel kunt maken, maar die spontaan moeten opkomen. Soms moet je even opstaan en wat anders gaan doen, soms moet je er een nachtje over slapen en soms moet je er dagen en weken voor nemen. Het is een kwestie van er steeds even bewust over denken en praten en het dan weer loslaten. Dat is hoe je gebruik kunt maken van al je kennis en ervaring.

Een mens is dus wel degelijk een bewust wezen, zij het met mate. En met kleine beetjes tegelijk. Als hij zich de vraag stelt ‘wie ben ik’, dan weet hij ook over wie dat gaat, dat wil zeggen dat hij daarover een gevoel heeft, zijn ik-gevoel. Hij weet ook naar welk lichaam dat ik-gevoel verwijst en dat dat in voorkomende gevallen uitgebreid kan worden met wat kunstmatige onderdelen. Ook weet hij dat wat zijn lichaam doet, dat dat zijn gedrag is en dat hij daarvoor verantwoordelijk is. In principe dan, want regelmatig doet hij dingen waarvan hij zelf ook niet weet waarom hij het doet, soms dingen die hij helemaal niet wil doen en soms blijkt hij zelfs dingen te hebben gedaan waar hij niets vanaf weet, denk aan slaapwandelen.

Als ik het verder over ‘bewustzijn’ heb, dan bedoel ik alles waarvan je je bewust zou kunnen zijn. Het gaat steeds om het duo bewustzijn en onbewuste.

Ik wist niet dat ik het in me had

Ze zeggen wel dat als je de eerste zin te pakken hebt, de rest van je verhaal zichzelf schrijft. Daar zit wat in, maar dan moet die eerste zin wel precies goed zijn. En dat gaat over de toon van je verhaal. Lezers vragen wel eens hoe ik op een bepaalde toon kom, omdat deze niets te maken heeft met hoe ik zelf ben. Het zijn dan lezers die mij beter kennen. Daar is geen formule voor, maar wel een aantal ingangen die je kunt proberen. Eén van de belangrijkste is die van je personages. Als een method-acting acteur verdiep je je als schrijver in een personage en bedenkt wat hij in een bepaalde situatie zou doen, hoe hij dat zou doen, wat hij daarbij zou voelen, wat hij zou zeggen, enzovoort. Je gaat na een tijdje merken dat je dit personage niet zo maar meer alles kunt laten doen. Je krijgt dan een duidelijk gevoel van ‘dat zou hij nooit zo doen’. Als je dat gevoel krijgt, dat hij terug begint te praten en eigenwijs wordt, dan zit je op het goede spoor.

Maar waar haal ik dan zijn specifieke manier van praten vandaan? Ik moet het wel in me hebben. Het punt is dat het geheugen van een mens veel en veel groter is dan je zou vermoeden. Het zit er wel allemaal in, maar de kunst is om het er weer uit te halen. En daarvoor moet je de juiste sleutel hebben. Creativiteit, kan ik je uit ervaring vertellen, is één van de beste sleutels om onvermoede herinneringen boven te halen. Al schrijvend, vertellend, musicerend, enzovoort kom je dan op dingen waarvan je absoluut niet meer wist dat je het had onthouden. En zo ook flarden van gesprekken, die je aan de hand van je personage weer kunt terugluisteren. En als je personage het ermee eens is, kun je die woorden en die toon aan hem geven.

Creativiteit bestaat uit een reeks van dubbele stappen, creëren en afstand nemen. Het begint natuurlijk met iets te maken en daarbij moet je niet al te kritisch zijn. Het gaat er hierbij vooral om te associëren en je opwellingen te volgen. De tweede stap is het bekijken van het resultaat. Je moet alleen doorgaan met wat je inspireert, maar ‘Kill your darlings’, want het moet natuurlijk wel passen in je verhaal. Deze tweede stap is minstens zo belangrijk als de eerste. Behalve een kritische blik gaat het hier ook om het komen op nieuwe ideeën, want met een beetje afstand zie je weer nieuwe dingen. En na deze tweede stap duik je er weer in om even later opnieuw afstand te nemen. En zo verder. Ervaren musici gaan zelden naar de studio met een al helemaal uitgewerkt idee, dat is zonde, dan beneem je jezelf de mogelijkheid om onvermoede, nieuwe dingen op het spoor te komen. Na een paar uur zijn er dan dingen uit je handen gekomen, waarvan je van tevoren niet wist ‘dat je het in je had’.

Eerst goede betrekkingen, dan pas praten over de inhoud

Praten gebeurt altijd op twee niveaus: op inhoudsniveau en op betrekkingsniveau en voordat je over de inhoud kunt praten, moeten de betrekkingen goed zijn. Deze wijsheid heb ik in de zeventiger jaren opgepikt uit de publicatie De pragmatisch aspecten van de menselijke communicatie van de Amerikaanse psycholoog Paul Watzlawick e.a. en ik heb het dan ook heel praktisch opgevat. Ik gebruik het nog dagelijks, ik kan het je aanraden.

Als goede opvoeder weet je natuurlijk dat het geen enkele zin heeft om tegen je kind te praten als hij niet luistert. Eerst moet je zijn aandacht hebben, evenals zijn bereidheid om te luisteren, voordat het zin heeft iets inhoudelijks te zeggen. Als je dit niet doet, dan is dit niet alleen verspilde moeite voor dit moment, maar je laat er ook mee devalueren wat je in de toekomst te zeggen hebt. Voor je kind word je dan iemand die regelmatig geluid maakt, maar wat hij rustig kan negeren, want het heeft toch geen consequenties. Ik heb dergelijke miscommunicatie vaak moeten aanzien, heel pijnlijk en vermoeiend. Uit onvermogen of desinteresse roept een ouder iets vanaf de bank naar zijn of haar kind dat zich misdraagt en dat de opmerking totaal negeert. De ouder komt niet van de bank en roept even later opnieuw iets. Zo maak je ongezeglijke kinderen.

Als je niet eerst de betrekkingen goed vaststelt, dan blijft het opspelen. Dat zie je bijvoorbeeld in een versleten huwelijk. Iedere inhoudelijke opmerking krijgt ook een betekenis voor hun betrekkingen: ‘Jij ook altijd ..’. Vaak durft iemand die betrekkingen, oftewel hun relatie, niet ter discussie te stellen, omdat ze bang zijn de ander te verliezen. Toch is dat de keuze die je hebt: uitvechten met het risico dat het inderdaad stukloopt, of doorgaan met een steeds ziekere relatie.

Ook een bekend patroon is de politieagent die doorgaat met op gemoedelijke we-kennen-elkaar-toch-toon tegen een straatschoffie te zeggen dat hij bijvoorbeeld geen fietsen meer moet jatten, terwijl dat gastje, door voor de voeten van de agent op de straat te spugen en andere manieren, duidelijk laat zien dat hij geen enkel respect voor hem heeft. ‘Respect’ in de straatcultuur gaat over wie boven wie staat in de pikorde. Een agent die niet eerst de betrekkingen bepaalt zoals ze zouden moeten zijn en dit respectloze gedrag laat gebeuren, is niet op zijn taak berekend.

Het lijkt wel of vooral Nederlanders de autoriteitscrisis van de zestiger jaren nooit te boven zijn gekomen. Eén van de ergste uitwassen is de anti-autoritaire opvoeding geweest en ik zie nog steeds veel opvoeders en overheden hiermee worstelen. De houding is ‘autoritair gezag mag niet, dus laten we het maar waaien en we doen ons best om er een beetje blij bij te kijken’. Autoritair gezag is een bepaalde invulling van de betrekkingen en als dat niet meer voldoet, moet je een andere invulling bedenken, maar ‘geen betrekkingen hebben’ is niet mogelijk. Dit ontkennen is struisvogelpolitiek. Watzlawick omschrijft het hoofdthema van zijn publicatie als ‘communiceren over communiceren’ en stelt terecht dat ‘niet communiceren’ niet mogelijk is. Ook als je niets zegt, zeg je iets.

Goede betrekkingen houdt in dat je elkaar respecteert en dat je het er over eens bent welke betrekkingen je met elkaar hebt. Pas als de betrekkingen goed zijn, is de weg vrij om over de inhoud te praten. Dit gaat overigens over een meer ontwikkelde opvatting over ‘respect’ dan in de straatcultuur, hier gaat het om het wederzijds respecteren van elkaars eigenheid en niet alleen wie boven wie staat in de pikorde.

Zeker nu er steeds meer mensen met een andere culturele achtergrond deel uitmaken van onze samenleving is het nodig om duidelijker te worden over onze betrekkingen. ’Multi-culturele samenleving’ klinkt mij veel te veel in de oren als ‘anti-autoritaire opvoeding’. Laten we er ‘open samenleving met gemeenschappelijke kernwaarden’ van maken en er niet blij en anti-autoritair bij blijven kijken als mensen die kernwaarden met voeten treden, maar gewoon ingrijpen. Die kernwaarden staan keurig in onze grondwet beschreven, maar zouden in hun omschrijving wel hier en daar geactualiseerd moeten worden.

Op naar het nieuwe, virtuele land

Hoe zag het sociale leven er honderdvijftig jaar geleden uit, in de tijd dat de meeste mensen nog geïsoleerd woonden in kleine plattelandsgemeenschappen, voordat er gemotoriseerd vervoer was en geen fotografie, radio, televisie, telefoon, internet, mobieltjes, webcams, Facebook, Twitter, YouTube, podcasts en vodcasts, bloggers en vloggers? Als je thuis zei dat je naar de kroeg ging om een vriend te ontmoeten, was je onderweg onbereikbaar en wist niemand waar je was en wie of wat je dan tegenkwam. Mochten er in het dorp waar je had afgesproken meerdere kroegen zijn, dan kon je elkaar ook nog aardig mislopen. Stel dat het geen vriend was, maar een onbekende die een brief had gestuurd dat hij je wilde ontmoeten, dan kon je op geen enkele manier weten hoe hij eruit zag. Als er dan iemand kwam opdagen die zei dat hij degene was die je zocht, dan kon je niet vaststellen of dat klopte. Er zijn van die prachtige, aangrijpende verhalen zoals bijvoorbeeld van een echtgenoot die moest gaan vechten in een oorlog en pas na twintig jaar terugkwam en dat de achtergebleven echtgenote hem niet meer herkende, maar hem wel leuk vond en er na twee jaar hernieuwd huwelijksleven achterkwam dat zijn schoenmaat helemaal niet klopte.

Het leven was geïsoleerd, je was aangewezen op, afhankelijk van en overgeleverd aan een klein groepje mensen, er was veel sociale controle, hoewel mensen achter de voordeur veel meer dan nu hun eigen gang konden gaan, je had weinig keuze in vriendschappen en huwelijkspartners, je had weinig vermaak en gelegenheid om leeftijdgenoten te ontmoeten, er waren voortdurend misverstanden over waar een ander zich bevond, mensen konden je van alles wijsmaken, want je kon het toch niet controleren, kennis en informatie was schaars, éénoog was koning, bijgeloof, roddel en achterklap beheersten het leven, nieuws was schaars en traag, berichten klopten daardoor ook vaak niet en alles duurde vreselijk lang, of je nu ergens naartoe wilde gaan, of een berichtje wilde versturen.

Het is alsof we ergens in de afgelopen tijd zonder dat we het in de gaten hadden met z’n allen zo’n soort wildviaduct zijn overgestoken en ongemerkt in een nieuwe, virtuele wereld terecht zijn gekomen. Ineens leven we niet meer in die oude, vertrouwde wereld, met hier en daar wat leuke nieuwe technische snufjes, maar leven we in een kunstmatige wereld, met hier en daar wat aardige, traditionele snufjes.

In de nieuwe wereld gelden andere natuurwetten, hier gelden de wetten van connectiviteit (steeds meer zaken worden worden ontsloten voor het internet/the cloud), Big Data (al die zaken produceren een permanente stroom van data) en kunstmatige intelligentie (systemen, apparaten, gebouwen en infrastructuren worden ‘smart’ gemaakt, zodat ze zichzelf aansturen en daarbij onder meer verbanden leggen in al die Big Data). Niets is meer wat het was, overheden, geldverkeer, energie, infrastructuur, onze huizen, openbaar vervoer en wegverkeer, zorginstellingen, post, radio en televisie, telefonie, opleidingsinstituten, banken en verzekeraars, media, film, muziek, literatuur, copyright, privacy, misdaadbestrijding, en zo voort.

Als er nu een onbekende contact met je opneemt, zal dat niet meer per brief zijn maar via Facebook. Als hij zegt dat hij een neef van een onbekende, Amerikaanse tak van je familie van je is en je graag wil ontmoeten, dan ga je eerst eens googlen op de beste man. Klopt het dat je daar een neef hebt? Is hij wie hij zegt dat hij is? Is het inderdaad omdat kennismaking leuk zou zijn, of zit er meer achter? Als hij een link naar bijvoorbeeld zijn website heeft opgenomen, dan klik je daar door schade en schande wijs geworden, niet zo maar op. Als alles in orde lijkt, dan wissel je van tevoren mobiele nummers uit, zodat je elkaar ook onderweg kunt bereiken. Uiteraard heb je foto’s uitgewisseld, zodat je elkaar kunt herkennen. Toen ik een mailtje kreeg van een onbekende die zei dat hij de notaris van een mij niet bekende, rijke, net overleden oom was en dat ik de enige overgebleven erfgenaam was, hoefde ik al niet meer verder te lezen. Het vaststellen van iemands identiteit was altijd verraderlijk en is dat nog steeds, zij het op een andere manier.

Maar het leven is niet meer geïsoleerd. Hoewel. Met een mobieltje met lege accu wel. Of als je hem verloren hebt, of hij is gepikt. Of als kind van acht hebben je ouders besloten dat je alleen af en toe even je mobieltje mag gebruiken. Of als Google je website heeft geblokkeerd, dan besta je ook niet meer. Of als een algoritme van een veiligheidsdienst een verband legt tussen jouw activiteiten en die van foute figuren, want dan werken je bankpasjes niet meer. Of als iemand je identiteit zelf heeft gepikt. En als Facebook besluit nog indringender te gaan handelen met jouw privégegevens, sta je voor een dilemma: iets accepteren wat je onacceptabel vindt, of in onvrijwillige ballingschap gaan.

Maar je zal genoeg keuze hebben uit vrienden, dat wil zeggen Facebookvrienden. En in ieder geval is het leven niet traag.