Tagarchief: Robots

Het theater van je bewustzijn

Op het gebied van psychologie is bewustzijn waarschijnlijk het begrip dat de meeste misverstanden oproept. Het is onder meer een psychische functie, zoals intelligentie, maar ook een geestelijke toestand – je bent ‘bij bewustzijn’ of bijvoorbeeld ‘in coma’ – en dan is er ook nog zoiets als ‘het onbewuste’. Verder wordt bewustzijn óf voorgesteld als het summum van de menselijke geest – in ben bewust, dus ik ben – óf zo uitgekleed dat het lijkt op een overbodige directie van een intelligente organisatie. Je zou voor een uitleg van bewustzijn echter ook kunnen terugkeren naar de betekenis van het woord, het vermogen je bewust te worden van de dingen. 

Nadoen (mimicry) en inlevingsvermogen

Doelgerichte en complexe gedragspatronen zijn al te zien bij dieren die veel lager op de evolutie-ladder staan dan de mens. Of je het nu hebt over een mierenkolonie, met hele verfijnde interactie-patronen of een groep orka’s die door slimme samenwerking een paar zeehonden weten in te sluiten, het gaat ontegenzeglijk om intelligent gedrag. Toch wil dit niet zeggen dat deze dieren zich ook bewust zijn van wat ze doen. Het is mogelijk dat er bij orka’s sprake is van een begin van bewustzijn, maar bij mieren is dat toch de vraag. ‘Je bewust van iets zijn’, ‘iets beseffen’, ‘je iets realiseren’, ‘je iets afvragen’ zijn uitdrukkingen die erop neerkomen dat je in staat bent dingen anders te zien. Doordat je op een andere manier dan gebruikelijk tegen iets aankijkt, ziet je het verschil en worden er vragen opgeroepen. Maar om ‘anders tegen iets aan te kunnen kijken’ moet je wel een ander gezichtspunt innemen. Je moet als het ware buiten jezelf gaan staan. Maar hoe doe je dat en waar komt dit talent vandaan?

Je kunt stellen dat om te overleven ‘in de strijd om het bestaan’ je greep moet zien te krijgen op je omringende wereld. Je moet de buitenwereld leren kennen, je moet begrijpen hoe dingen werken. Een zuigeling grijpt alles wat hij te pakken kan krijgen, betast het en als het even kan steekt hij het in zijn mond. Als je iets wilt leren kennen moet je het tenslotte proeven, voelen en zelf ondervinden. Je moet het met andere woorden waarnemen. Nu heeft een eeuw van hersenonderzoek inmiddels duidelijk gemaakt dat zintuiglijke waarneming meer is dan ‘een signaal met je zintuigen oppikken’. Je reageert op dingen waarvan je je niet bewust was dat je ze had waargenomen en dingen die voor je neus staan zie je soms niet. Ook zijn onze hersenen op een vergelijkbare manier actief bij iets dat we waarnemen en iets dat we zelf doen (zie mijn blog Het rubberen hand-experiment). Als je kijkt naar bijvoorbeeld een tenniswedstrijd, kun je zelf bijna niet stil blijven zitten. Of als je swingende muziek hoort. Hoe meer je vertrouwd bent met de handelingen, hoe sterker dit effect is. Waarnemen en zelf doen zijn met andere woorden geen gescheiden activiteiten. Waarnemen moet je opvatten als ‘vertegenwoordigen’, wat het natuurlijk ook betekent. Je kunt het zo zien dat in een waarneming een stukje van de buitenwereld wordt vertegenwoordigd. Waarnemen is het nabouwen van de buitenwereld in je hoofd. En niet alleen nabouwen, maar in die nagebouwde wereld naspelen wat je in de buitenwereld waarneemt. Denk aan die tennisser en musicus. 

Een groot deel van wat je ziet en hoe je daarop reageert is vastgelegd in patronen die samen je automatische piloot vormen. Hierdoor kun je veel sneller en efficiënter reageren. En heb je soms een blinde vlek voor iets. Er is ook een apart mechanisme om automatisch een bepaalde handeling te verrichten als je iets ziet en een ander mechanisme om actief in te grijpen als je dit beter niet kunt doen. Er is een psychiatrisch geval bekend waarbij een patiënt een hersenbeschadiging had die dat remmechanisme onklaar had gemaakt. De patiënt zette iedere bril op die hij zag, ook al had hij er al drie op, en dronk uit een glas water dat voor zijn neus stond ook al was dat van een ander (Victor Lamme beschrijft dit in Vrije wil bestaat niet). Zelf overkomt het mij wel eens dat ik bij het verlaten van de badkamer het licht aandoe. Ik denk nog ‘niet doen, want ik heb het bij het binnengaan niet aangedaan’ en toch doe ik het. Misschien zit er bij mij ook een draadje los. Sommige patronen heb je door eigen ervaring ontwikkeld, andere patronen zijn aangeboren, zoals je reactie op slangen en insecten. 

Waarnemen en nadoen zijn zoals we hebben gezien twee sterk verwante activiteiten waarmee je greep op de wereld probeert te krijgen en te houden. Bij al dat nadoen in je hoofd of in de buitenwereld ben je ook permanent bezig je automatische piloot te trainen. Zuigelingen beginnen daar al direct na de geboorte mee. Al na een maand beginnen zij gezichtsuitdrukkingen van hun ouders na te doen. 

Nadoen heeft veel kanten. De eerste kant is al genoemd, het aftasten van de omgeving. Een andere kant is de kant van de emoties die het in je oproept. Dat aftasten kan een plezierig gevoel of pijn opleveren. Ook krijg je honger en natte, koude billen en ontdek je op den duur hoe je dat kunt verhelpen. Dat wil zeggen hoe je anderen zover kunt krijgen dat te verhelpen, hard brullen namelijk. Hierna komen angst om enge dingen, woede als je je zin niet krijgt en de angst verlaten te worden door je vertrouwde gezichten. Deze kanten van nadoen zijn eenrichtingsverkeer. Nadoen heeft ook een kant van tweerichtingsverkeer, van inleven in een ander. En dat begint ook al direct na de geboorte, in feite al in de baarmoeder. Inleven betekent aanvoelen wat de stemming is, aanvoelen wat er in de ander omgaat, allereerst alleen bij de moeder. Een zuigeling heeft al een bijzonder gevoelige antenne voor de stemming bij degene die hem verzorgd. Weten wat de stemming is is natuurlijk cruciaal bij het greep krijgen op zijn omgeving. Lachen, blijdschap, ruzie, spanning, zuigelingen voelen feilloos aan wat er gaande is. 

Het theater van je bewustzijn

Je inlevingsvermogen is geen feestneus die je af en toe opzet, maar een eigenschap die diep in je wezen is geworteld. Dit is hoe je bent. Je probeert greep op de wereld te krijgen door hem in je op te nemen, door hem in je hoofd na te bouwen. Door anderen na te doen, door hun gezichtspunten in te nemen, maak je ze deel van jezelf. Het worden personages in het theater in je hoofd, die je laat naspelen wat je hebt meegemaakt, of scenario’s laat spelen hoe het ook zou kunnen verlopen. Jouw ‘cast’ bestaat uit specifieke personages die gebaseerd zijn op werkelijk bestaande personen en algemenere personages, die zijn samengesteld uit groepen anderen. Dit theater stelt je in staat in te schatten hoe dingen zouden kunnen uitpakken, want je hebt al uiteenlopende scenario’s verkend. 

Waarneming, geheugen, taal, intelligentie en andere zogenoemd cognitieve functies stellen je in staat heel intelligent en capabel te handelen, maar hoe krachtig deze functies ook zijn, je zit nog steeds opgesloten in jezelf. Het is je bewustzijn dat je in staat stelt los te komen van jezelf, om boven jezelf uit te stijgen. Het innemen van uiteenlopende gezichtspunten en het verkennen van deze gezichtspunten in mogelijke scenario’s in het theater van je bewustzijn brengt perspectief in je wereld. 

Een gedeelde wereld

Hoe weet je wat er in het hoofd van een ander omgaat? Dat kan toch niet? Zelfs niet als het iemand is die je goed kent? Het antwoord is dat dit wel degelijk mogelijk is omdat alles waar je je bewust van bent per definitie gedeeld is. Dat is de aard van bewustzijn. Hoe dichter menen bij je staan, hoe meer je gemeen hebt. Natuurlijk kunnen we niet precies zien wat een ander denkt – misschien komt dat nog eens – maar we zijn geen vreemden van elkaar, we hebben een gedeelde wereld. 

Dit is niet zomaar een denkbeeldig ‘gedeelde’ wereld. Je hersens zitten zo in elkaar dat kijken naar iemand die pijn lijdt ook daadwerkelijk pijn bij jezelf oplevert. Niet honderd procent hetzelfde, maar hersenscans laten zien dat kijken naar iemand die door iets geraakt wordt, ook jou iets doet. Als je naar een speelfilm kijkt weet je dat het niet echt is, maar toch raakt het je en heb je de neiging weg te kijken als iemand iets akeligs meemaakt. En we hebben het ook al gehad over tennissers en musici die respectievelijk kijken en luisteren dat het werk van vakgenoten.

De ander figureert in jouw theater en jij in dat van de ander. In je hoofd ben je geen moment alleen. Jij bént jouw theater en iets bedenken, je iets voorstellen, betekent iets ensceneren waarin anderen figureren. Je theater heeft wel voortdurend verse input nodig om te zorgen dat de doorlopende voorstelling verbonden blijft met de buitenwereld. Mensen kunnen er meestal niet goed tegen lang alleen te zijn, je theater gaat op den duur een eigen leven leiden. 

We weten wat er in het hoofd van een ander omgaat door ons inlevingsvermogen. Bij de één is dit wat verder ontwikkeld dan bij de ander. Ik verdeel de mensenwereld wat dat betreft altijd maar in twee apensoorten, goede apen en kwade apen – zeg maar bonobo’s en chimpansees. Op dit moment lijken de kwade apen de overhand te hebben.

Zombies en robots

Als je naar een ander kijkt, zie je jezelf weerspiegeld in diens ogen en andersom geldt hetzelfde. Dit komt doordat je beide figureert in het theater van de ander. Dit is de warme blik van herkenning, van medemenselijkheid. Mensen die iets slechts van plan zijn, hebben een ‘koude’ blik, waaraan de herkenning van jou als mens ontbreekt. Ze hebben zich afgesloten van hun medemenselijkheid als een roofdier dat jouw bekijkt als een prooi. De spreekwoordelijke ‘zombie’ uit horror-verhalen is angstaanjagend omdat hij geen ziel heeft, een ander woord voor bewustzijn. Veel mensen vinden robots beangstigend omdat zij ook een ‘koude’ blik hebben. Zonder bewustzijn, oftewel zonder medemenselijkheid, zijn ze tot alles in staat.

Alias Lisa, mijn nieuwe roman, is er bijna


Omslag van de roman Alias Lisa
Omslag van de roman Alias Lisa

En dan gaat het toch opeens snel, de publicatie van mijn nieuwe roman Alias Lisa! Deze week verwacht ik het proefexemplaar en als dat er goed uitziet kan ik op de knop Publiceren drukken. Het boek zou dan begin april in de boekhandel verkrijgbaar moeten zijn (geen 1 aprilgrap!). Tegen die tijd zal het boek ook als Ebook beschikbaar zijn. Hou deze site in de gaten, ik laat het je weten wanneer het zover is.

Een psychologische thriller over identiteit en bewustzijn

Alias Lisa draait om identiteit, om de vraag wie iemand eigenlijk is. De hamvraag daarbij is wat je van iemand kunt verwachten, waartoe hij in positieve en negatieve zin in staat is. Dat is een vraag voor anderen, maar ook voor jezelf. Ieder mens heeft meerdere kanten, sommigen zijn bij tijd en wijlen onherkenbaar en anderen blijven onder alle omstandigheden dezelfde persoon. Dat laatste kan een voordeel zijn, maar ook een nadeel. Voor een acteur is het een nadeel. Ook voor de proefpersonen van hoofdpersoon Rik van Maarseveen. Deze jonge psycholoog doet promotieonderzoek naar het direct vanuit de hersenen aansturen van telerobots. Riks proefpersonen krijgen daardoor ernstige psychische problemen, zij weten niet meer wie zij zijn. Het onderzoek van Rik, zijn levenswerk, komt in gevaar. Maar dan komt hij de actrice Lisa Pallenberg tegen. Lisa is het tegenovergestelde van Riks proefpersonen, zij heeft een verbluffend vermogen zich te verplaatsen in andere personages en gedaanten. Als zij echter zichzelf moet zijn, weet ze niet wie zij is. Rik krijgt hoop bij haar een oplossing voor de problemen met zijn proefpersonen te vinden, maar zij verdwijnt spoorloos. De speurtocht naar Lisa brengt Rik bij de eens beroemde portretfotograaf Taco Noorda. Een portret van Noorda maakt iemand buitengewoon succesvol, maar na verloop van enige jaren kwijnt hij weg. Meerdere geportretteerden plegen uiteindelijk zelfmoord. Rik ontdekt dat Lisa op tragische wijze verbonden is met Noorda en zijn fotografie.

Geen science fiction

Het klinkt als science fiction, maar er komt geen techniek aan de orde waarover niet al jaren in de krant wordt geschreven. Telerobots, zelfrijdende auto’s, vliegtuigen, één pot nat, allemaal slimme machines die ze vol met kunstmatige intelligentie hebben gestopt. Er komt ook geen woord Frans in voor, laat staan dat het verhaal zich afspeelt op een ruimteschip. Riks vrienden vinden zijn onderzoek maar ‘creepy’ en zelf heeft hij er ook dubbele gevoelens bij. Je bent dus niet de enige met gemengde gevoelens bij al dat computer-gedoe. 

Het decor is het Nederland van deze tijd. Rik is verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, evenals zijn charismatische, weinig scrupuleuze promotor, professor Guido Hartman. Rik woont hartje stad Rotterdam op een omgebouwd binnenvaartschip in het Haringvliet. Zijn lab is gevestigd in de loods van de voormalige scheepswerf RDM Rotterdam op Heijplaat. Verder komt de Veerhaven voorbij en vindt er een feest plaats op de SS Rotterdam. De tweede helft van het verhaal speelt zich af in de stad Groningen en op Schiermonnikoog. Vanuit het schip in de Noorderhaven, waarop Rik en zijn vrienden logeren, worden ‘uitstapjes’ gemaakt naar De Drie Gezusters, Het Pakhuis en De Spieghels in de binnenstad van Groningen, en naar Hotel Van der Werff op Schiermonnikoog. 

Geen traditionele thriller

Alias Lisa is een thriller in de zin dat het een spannend, plotgedreven verhaal is. Maar het is geen thriller volgens de gangbare opzet, met een lijk op de eerste pagina en geweld, achtervolgingen en misleidende sporen tot aan de ontknoping. Strikt genomen is het een combinatie van klassieke tragedie en intrige. Het is een klassieke tragedie omdat de verwikkelingen het gevolg zijn van omstandigheden (shit happens), oftewel het noodlot, en niet van kwalijke drijfveren. Verder is het een intrige, omdat het verhaal een wat duistere sfeer heeft en lang niet alle vragen tot klaarheid wordt gebracht. Maar als het goed is, zul je het wel een intrigerend verhaal vinden. Misschien moet ik nog eens een prijsvraag houden wie alle klassieke thema’s die erin zitten kan aanwijzen. Alias Lisa is een prequel van de in ontwikkeling zijnde romancyclus De Grote Migratie.

Kunstmatig bewustzijn

‘Een mens leeft bij de gratie van zijn spiegelwereld’, heb ik in een eerder deel van deze reeks over je ik-gevoel betoogd. Een algemene eigenschap van een mens is om in zijn hoofd van alle informatie uit je lichaam en je omgeving je eigen begrijpelijke wereld na te bouwen. Deze spiegelwereld maakt de binnenwereld van je lichaam en de buitenwereld van je omgeving hanteerbaar, waarbij eventueel ontbrekende of tegenstrijdige informatie wordt aangevuld of aangepast, zodat je er toch iets mee kunt. In een reactie op een bepaalde situatie komt alles samen van de eigenschappen die je hebt geërfd en die je vanaf de conceptie hebt ontwikkeld. Dat gaat om de eigenschappen van al je hersenfuncties afzonderlijk, zoals je emoties, je waarneming en je intelligentie, en uiteindelijk hoe deze na veel onderling gekrakeel gezamenlijk tot een bepaalde reactie komen. Je reactie is met andere woorden een team-inspanning van al je hersenfuncties, de inspanning van een zelf-organiserend team zonder ‘captain’ (we zijn ons er eentje). Je bent je weliswaar bewust van hoe je reageert, maar dan als toeschouwer en niet als captain van het team. En die toeschouwer let vooral op wat relevant is voor de communicatie met anderen en merkt andere dingen niet eens op. Overigens levert dat ‘toeschouwer zijn bij wat je doet’ ook weer feedback op, die op de één of andere manier van invloed zal zijn bij een volgende reactie in een vergelijkbare situatie. Hoe dan ook moet het ‘kunstmatig bewustzijn’ uit de titel eigenlijk ‘kunstmatige spiegelwereld’ zijn.

Het uitbreiden van je intelligentie met kunstmatige intelligentie is een ingreep in hoe je de dingen doet, een technische ingreep, maar het uitbreiden met kunstmatige middelen van de wereld waarin je leeft, de wereld in je hoofd, is een ingreep in jezelf. En je kunt wel zeggen dat de technologische ontwikkelingen van de afgelopen dertig jaar onze wereld flink op zijn kop hebben gezet. Ook het tempo van veranderingen is hoog. Niet iedereen is daar blij mee. In mijn vorige werk had ik vaak de ondankbare taak om collega’s te vertellen dat we weer iets nieuws hadden bedacht en dat ze daarom hun werk anders moesten doen. Dat maakte mij niet populair. Er waren er zelfs bij die vonden dat ze het recht hadden om hun werk tot in de eeuwigheid op dezelfde manier te blijven doen. Bij één van de laatste reorganisaties die ik daar meemaakte, was de boodschap duidelijk: het enige wat blijft in je werk, is verandering. Wen er maar aan.

Rust, regelmaat en reinheid

Wanneer vind je rust in je werk? Geen onbelangrijke vraag in deze tijd van om zich heen grijpende stress. Een belangrijke factor is of je er je eigen werk van kunt maken en erin op kunt gaan. Hiervoor moet je de ruimte krijgen om het op je eigen manier te doen. Als je een nieuwe taak krijgt, dan heb je er je handen vol aan om het hoe dan ook voor elkaar te krijgen en doe je het precies zoals een ander je het verteld heeft. Naarmate je er meer in thuisraakt, ga je andere mogelijkheden ontdekken en dat is de ruimte die je nodig hebt om er je eigen werk van te maken. Ook ritme en routine geeft ruimte. Bij iedere verandering ben je die ruimte weer voor een deel of helemaal kwijt.

Werk kan vervelend zijn en dan is het heerlijk om iets nieuws te kunnen doen, maar je kunt ook ‘moe in je hoofd’ worden van een overdosis aan nieuwe dingen. Ik ben zelf een enthousiast computergebruiker en gebruik hem voor een scala aan toepassingen. Toch heb ik de ouderwetse neiging om voor een bepaalde toepassing zo veel mogelijk hetzelfde programma te gebruiken en deze grondig te leren kennen. Ik word horendol van die ’echte’ ict-ers, die iedere keer als ze iets moeten doen weer een ander programmaatje van internet plukken. Ik verdenk ze ervan dat het hun alleen om de computer gaat en niet om het gebied waarvoor je hem zou kunnen gebruiken. Hoe dan ook is dat voortdurende kunst en vliegwerk waarmee dingen voor elkaar gekregen moeten worden, mij te onrustig.

Digibeten, digital natives en heimwee

Mechanisering die banen kost, is bepaald niet nieuw. Machines nemen ons al sinds het begin van de eerste industriële revolutie, twee-en-een-halve eeuw geleden, werk uit handen en nu komen de robots. Een groot vraagstuk bij de huidige, vierde, digitale revolutie is wat het effect is op het werk zelf. Al het werk dat volgens vaste patronen verloopt, van uitvoerende handelingen tot het beantwoorden van standaard vragen aan een helpdesk, zal vroeg of laat worden geautomatiseerd. De grote vraag is wat uniek is aan een mens: wat kan een mens wel en een computer niet? Sowieso geen verkeerde vraag om eens over na te denken. Menselijk contact, sociale vaardigheden, creativiteit in al zijn vormen, nieuwe dingen ontwikkelen en organiseren, werk waarvoor vakmanschap en flexibiliteit vereist is en in het algemeen alles wat nieuw en uniek is.

Iets anders is dat ‘computerdenken’ in vrijwel iedere functie een grote rol is gaan spelen. En dit is kennelijk een hele aparte manier van denken. Ik heb hoogopgeleide beroepsmensen zoals grafisch ontwerpers en fotografen gekend die gestopt zijn met hun beroep omdat ze niet goed met een computer overweg konden. Ook hoogopgeleide medewerkers die zo onhandig waren in hun algemene computervaardigheden, dat je je vragen kunt hebben bij hun professionaliteit. Aan de andere kant maak ik mensen mee die op hun tachtigste nog moeiteloos met hun kinderen in Canada mailen en Skypen. Digibeet-zijn heeft ongetwijfeld te maken met intelligentie, maar bovendien met het ontbreken van een specifieke computerknobbel.

Het fabeltje van de ‘digital natives’ die nieuwe techniek zo goed begrijpen omdat ze ermee zijn opgegroeid, geeft mij het idee dat er nog iets anders dan een goed verstand komt kijken bij een succesvolle ‘migratie naar de nieuwe, virtuele wereld’. De gemiddelde ‘jongere’ snapt net zo veel of weinig van nieuwe techniek als een ‘oudere’, alleen zit hij daar niet mee. Hij begint gewoon op knoppen te drukken en vroeg of laat doet het ding wat hij wil. Meestal. Dat hij de rest niet begrijpt, interesseert hem niet. Ook een manier om het op te lossen. Toch zit daarin misschien nou juist de clue: je kunt de hersens en de vaardigheden wel hebben om bepaalde dingen te doen, maar wil je het wel? Is er niet iets in je dat zich ertegen verzet? Bijvoorbeeld dat je je oude manier van werken niet los wilt laten? Net zoiets als heimwee: als je je oude wereld niet kunt loslaten, wordt het niets in de nieuwe wereld.

Van Sommersby tot kunstmatige (virtuele) identiteit

Gedoe over de identiteit van mensen is van alle tijden. Als je leeft in een geïsoleerd dorp, dan weet iedereen (of denkt te weten) wat hij aan jou heeft, uit welke familie jij komt en hoe jij persoonlijk bent. Zelfs als iemand je nog nooit persoonlijk heeft ontmoet, herkennen ze je vaak al aan je gelaatstrekken (‘Jij bent er één van Piet en Marie’) en ‘weten’ dan al hoe je bent (de veronderstellingen). Als in de film Sommersby een onbekende persoon bijvoorbeeld aanklopt bij de vermeende weduwe Laurel Sommersby en zegt dat hij haar doodgewaande echtgenoot Jack is, die vele jaren eerder vertrokken was, dan is het de vraag hoe ze kan vaststellen of dit klopt. Het enige wat Laurel kan doen, is naar specifieke dingen vragen, die alleen Jack kan weten. Na een tijdje gelooft Laurel de nieuwkomer wel, meer omdat zij hem wel leuk is gaan vinden, dan omdat het zo overtuigend is bewezen dat hij Jack is. Daarmee lijkt de kous af, ware het niet dat de schoenmaker van het dorp nog een schoenleest van de originele Jack had en die past de nieuwe Jack toch echt niet. De moraal van de film is dat liefde identiteit overwint en de moraal van mijn verhaal dat zodra je leven niet meer begint en eindigt bij de vijftig-kilometerbordjes van je dorp, het echte gedoe over je identiteit begint.

Niet alleen wordt de onzekerheid over je ware identiteit veel groter in de wereldwijde, virtuele wereld van internet, maar ook de rol die het speelt in het maatschappelijke verkeer. Je kunt ongelooflijk veel zaken online regelen, sterker nog, steeds meer zaken kun je alleen nog maar online regelen: burgerzaken, geldzaken, reserveringen van reizen, maar ook je sociale contacten. Je kunt in Nederland niet meer volwaardig leven zonder internet. En de hoeksteen in deze virtuele samenleving is je (virtuele) identiteit.

Ongevraagde babyspulletjes

Er is inmiddels een wereldwijde ‘identiteitsindustrie’ opgetuigd voor het verificeren van je identificatie (wie ben jij) en je authenticatie (klopt het dat je bent wie jij zegt dat jij bent) en het management van je autorisatie (het koppelen van rechten aan jouw identiteit). Je identiteit is vastgelegd in een grote hoeveelheid systemen, waarvoor je in een klein deel van de gevallen een ‘card’ of pasje krijgt, zoals je id-card, pinpas, creditcard, rijbewijs, ov-pas, ziektekostenverzekeringspas, museumjaarkaart, bibliotheekpas, en al die voordeelpassen en spaarkaarten die over je uitgestrooid worden. Naast de systemen waarvoor je een pasje krijgt, figureert je identiteit nog ongevraagd in een onafzienbare hoeveelheid andere systemen en worden al die systemen ook nog eens steeds meer onderling verbonden. Het toverwoord bij dit laatste is ‘Big Data’, waarbij algoritmes vaststellen wie wat wanneer waar heeft gedaan. Dit kan ertoe leiden dat een vrouw tot haar stomme verbazing babyspulletjes krijgt toegestuurd, terwijl zijzelf nog niet eens wist dat ze zwanger was. Maar ook dat je op het vliegveld door zwaarbewapende beveiligers uit de rij voor de paspoortcontrole wordt gehaald, omdat een algoritme zegt dat je een terrorist bent.

’You never walk alone’

Jij kent ze vast ook wel, de mensen die in hun eentje druk orerend over straat lopen. De eerste keer dat ik het zag, dacht ik dat het zo’n triest, psychiatrisch geval was, die praatte met de stemmen in zijn hoofd, maar hij of zij bleek te communiceren met de stemmen in het headsetje van zijn mobiel. Ik moet hier nog aan wennen, net als aan tv-verslaggevers die duizend kilometer verderop in hun eentje tussen mensen doorlopen en met ons praten. Tot voor kort stond zo’n verslaggever voor een dikke camera te praten, wat duidelijk maakte aan de mensen ter plekke hoe het in elkaar zat. Nu zie je mensen verwonderd kijken waar zo’n type nu eigenlijk mee bezig is. Net als ik dus.

Zo’n handsfree beller of verslaggever is niet meer volledig met zijn ‘hoofd’ bij waar zijn lichaam zich dan bevindt. Dat is niet nieuw, maar het ontbreken van zichtbare tekens als een telefoon (jaren geleden dacht ik steeds dat mensen oorpijn hadden) of een camera schept verwarring bij mij. En zet mij aan het denken. Eigenlijk zie je dat overal, dat van elkaar losraken van je ‘ik’ en je lichaam. Denk aan het werken ‘in the cloud’ (niet meer werken in de lokale desktop van je computer, maar in je persoonlijke, virtuele desktop van je werk, waarop je vanaf iedere computer, laptop of tablet kunt inloggen) en smartphones, -watches en -glasses waarmee iedereen permanent draadloos online is en informatie ophaalt of wegstuurt. Je lichaam loopt of fietst daar nog wel als vanouds, maar je ‘ik’ is grotendeels uitgetreden voor ontmoetingen of werk in the cloud. Je probeert net voldoende aanwezig te blijven in je lichaam om te voorkomen dat je ergens tegen oploopt of -fietst. Andersom laat je informatie uit the cloud in je werkelijke wereld lopen en laat je je bijvoorbeeld door een navigator leiden door een vreemde stad, laat je een andere app je vertellen waar nog een parkeerplek is, of check je 9292ov op welk perron je moet zijn. Heb je nog even tijd over, dan ga je nog even op jacht naar een Pokémon en haalt je schouders op over het onbegrip van een toeterende automobilist als je daarbij de weg op rent. En zie je wat verweesde mensen ergens hulpeloos offline op een bankje zitten, dan flitst het even door je heen: ‘Zouden ze nog te helpen zijn? Maar hoe kan ik ze bereiken?’

Dat losraken van elkaar van je ‘ik’ en je lichaam kun je zien als een brede, langlopende trend. Je ziet het al in onze waarneming, waarbij we ons door middel van onze zintuigen bezighouden met dingen die niet hier. Bij het oudste zintuig van de smaak moesten we iets nog in ons opnemen om het waar te nemen. Bij reuk is het opnemen van een luchtje van dat andere al voldoende. Bij tastzin hoefden we het alleen tegen onze huid aan te houden en bij horen en zien kunnen we dingen al op afstand waarnemen.

Vroege mijlpalen in die trend zijn het maken van werktuigen, rotstekeningen en het schrift. Hiermee maak je iets dat los van jezelf blijft bestaan en die je in gedachten naar een andere tijd of plaats kunnen brengen. Bij een werktuig kun je je bijvoorbeeld afvragen waar je hem ook al weer hebt gelaten, dat je hem morgen voor iets nodig hebt en hoeveel tijd het kost om hem eventueel opnieuw te maken. Bij rotstekeningen en het schrift komt nog iets bijzonders. Tot dat moment moesten alle waarnemingen en gedachtes die je wilde vasthouden, uit je geheugen komen, maar door te gaan tekenen en schrijven, kon je deze hersenfunctie ‘outsourcen’ naar een tekening of geschreven tekst (zie ook Waar zit je verstand eigenlijk?). Socrates klaagde al dat boeken ruïneus waren voor je geheugen. Niet alleen ga je voor het eerst in gedachte uit naar iets buiten het hier en nu van jezelf, maar bovendien zet je je eerste stap op de weg naar de eerdergenoemde ‘uittreding van je ‘ik’ naar the cloud.

Lichaamsbewustzijn

Laatste wijziging: 5 oktober 2016

Lichaamsbewustzijn is het weten hoe je lichaam zich beweegt, waar het zich bevindt ten opzichte van de andere dingen in je omgeving en wat er omgaat in je lichaam. De term ‘lichaamsbewustzijn’ is eigenlijk misleidend omdat je je van je meeste bewegingen helemaal niet bewust bent en dat je dat ook maar beter zo kunt houden. Lichaamsbewustzijn komt met andere woorden vooral neer op een ‘onbewust weten’. Waar het om gaat bij al die gevallen waarbij je bewegingen uiterst precies komen – denk aan het bespelen van een muziekinstrument, aan ballet, atletiek, tennis, voetbal, kunstschaatsen, enzovoort – is juist dat je leert ze onbewust uit te voeren. Een belangrijk deel van het aanleren van dergelijke precieze vaardigheden komt er natuurlijk op neer dat je je lichaam in de juiste conditie moet brengen en houden: spieren, gewrichten en reflexen moeten afgestemd worden op dit doel. Maar verder moet bijvoorbeeld een violist of pianist niet meer hoeven kijken waar de juiste positie op zijn instrument zit, dat moeten zijn spieren als het ware weten. Als je een ervaren musicus aansluit op een hersenscanner en hem vraagt een partituur alleen te lezen, dan moet je een beeld te zien krijgen dat veel lijkt op het beeld als hij de partituur daadwerkelijk zou spelen.

Mensen zijn van nature flink verschillend in hun fijne en grove motoriek. De één kan met hele precieze bewegingen kleine voorwerpen oppakken en de ander stoot voortdurend dingen om. Ook is het heel leuk om te zien hoe mensen die nooit voetballen, aan komen rennen en een bal een trap proberen te geven. Of wat dacht je van dansen? Je kunt met recht spreken over lichamelijke intelligentie.

Je lichaam wordt vooral onbewust aangestuurd, zeg maar door je automatische piloot. Hoe belangrijk die is, merk je als hij een klein beetje hapert door bijvoorbeeld slaapgebrek of een flinke kater. Niet alleen stoot je vaker tegen dingen aan, maar die hele multitasking machine gaat ineens raar doen. Je hele routine is weg waarmee je anders je anders je espressoapparaat aan het werk zet, kopjes pakt en een pak koekjes openmaakt, terwijl je met het bezoek aan het praten bent.

Dr Strangelove

Apraxie is het verschijnsel dat een lichaamsdeel van iemand een eigen leven gaat leiden. Er zijn meerdere gevallen bekend van mensen waarvan een hand een eigen wil lijkt te hebben, zoals in de film Dr Strangelove. Altijd is er sprake van een eenzijdige stoornis, meestal links bij rechtshandigen. Het is geen onhandige beweging, zoals het omstoten van voorwerpen, maar het oncontroleerbaar uitvoeren van handelingen die je op dat moment helemaal niet wilt uitvoeren. Een ‘vreemde hand’ verandert de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, want ineens is er een deel van je lichaam waarvan je niet meer het gevoel hebt dat het van jou is.

Ook hier lijkt weer een verband te bestaan met je eerdergenoemde spiegelwereld. Zoals ik al schreef: ‘een half woord of half beeld is voldoende om je automatisch de rest zelf te laten invullen’. Het is een belangrijke functie die je in staat stelt te anticiperen op gebeurtenissen zodat je veel sneller kunt reageren, maar waardoor je ook minder zwaar een beroep hoeft te doen op je hersencapaciteit. Het is een functie die sterk pro-actief wordt uitgeoefend, zo pro-actief dat je soms al iets hebt gedaan zonder dat je het wilde, omdat je er niet sterk genoeg tegenin ging. Mij overkomt het wel eens dat ik de badkamer inloop zonder het licht aan te doen en dat ik bij het weer naar buiten gaan het lichtknopje toch indruk, terwijl ik weet dat ik dat dan niet moet doen, want dan doe ik het licht juist aan.

Veel gedrag lijkt te berusten op twee mechanismen: ‘voorgekookte’ handelingen die door je omgeving opgeroepen worden en een controle-mechanisme die deze handeling zo nodig afremt of stopt. Als dit controle-mechanisme door een hersenbeschadiging (in dit geval het corpus callosum en de frontale schors) niet goed meer werkt, dan kun je de door de omgeving opgeroepen handeling niet meer tegenhouden. Je wordt een speelbal van je omgeving. Victor Lamme geeft in Vrije wil bestaat niet het voorbeeld van iemand die een glas water van een ander oppakt en leegdrinkt, terwijl hij weet dat dat ongepast is. En als er een bril op tafel ligt, dan zet hij hem op, ook al heeft hij er al twee op.

Imitatie is ook een handeling die voortdurend automatisch wordt voorbereid als onderdeel van je inlevingsvermogen. Dit imiteren of meebewegen is soms gepast en soms absoluut ongepast. Een beschadiging van de frontale schors kan ertoe leiden dat iemand te pas en te onpas anderen imiteert. Lamme noemt ook het verwante verschijnsel van het syndroom van Gilles de la Tourette, waarbij allerlei tics optreden, evenals het uitstoten van obsceniteiten. Net zoals iemand oncontroleerbaar obsceniteiten uitkraamt, kan iemand oncontroleerbare obscene gebaren maken (een variant op de ‘vreemde hand’ bij apraxie). ‘Gilles de la Tourette’ is overigens aangeboren, terwijl apraxie het gevolg is van een hersenbeschadiging door bijvoorbeeld een beroerte. Bij ‘Gilles de la Tourette’ zijn het korte, ongerichte uitbarstingen die het hele lichaam bestrijken, terwijl het bij ‘vreemde hand’ gaat om constante, doelgerichte handelingen van één lichaamsdeel.

Auto’s en andere kunstledematen

Lichaamsbewustzijn is ook weten wat er bij je lichaam hoort. Leren autorijden betekent dat je als het ware je lichaamsbewustzijn moet uitbreiden met een auto. In het begin heb je het gevoel dat hij vreselijk groot is en dat je ogen tekort komt om te voorkomen dat je overal tegenaan rijdt. Gaandeweg begin je aan te voelen waar het zich ten opzichte van de andere dingen in de omgeving bevindt en wordt het een deel van jezelf. En niet alleen waar dat ding zich bevindt, maar ook hoe je alle functies soepel en reflexmatig uitvoert, bijvoorbeeld ‘gedachteloos’ achteruit inparkeren met een aanhanger. Ik heb eens de handelingen van de bestuurder van een graafmachine bestudeerd. Het leek wel of het zijn eigen arm was, zo natuurlijk, snel en precies als hij die enorme mechanische arm bewoog.

In een bekend experiment, het zogenoemd ’rubberen hand-experiment’, wordt een proefpersoon achter een tafel gezet, waarbij een tussenschot één hand aan zijn zicht onttrekt. De onzichtbare hand van de proefpersoon is vervangen door een rubberen kunsthand, die voor hem op de tafel ligt. De leider van het experiment voert met een kwastje tegelijkertijd en op dezelfde manier een strijkende beweging uit op de rubberen hand en op de echte hand. De proefpersoon voelt de aanraking van zijn echte arm en ziet de aanraking van zijn kunstarm. Al na een paar minuten krijgt hij het gevoel dat de kunstarm echt van hem is. De wrede grap die meerdere malen is uitgehaald, is om vervolgens plotseling met een hamer een klap op de kunsthand te geven, zodat de proefpersoon echt de sensatie krijgt alsof er op zijn vingers wordt geslagen.

Een kunstledemaat verandert de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, want een eigen ledemaat van je lichaam is vervangen door een kunstledemaat, of je hebt er een kunstledemaat bij gekregen. Het betekent dat je de nieuwe, vreemde ledemaat moet opnemen in je lichaamsbewustzijn. Je weet dan onbewust hoe het beweegt, zodat je er niet steeds bewust mee bezig hoeft te zijn. De aansturing van een ouderwetse kunstarm gebeurde heel lang puur mechanisch. Nu wordt er steeds vaker gebruikgemaakt van een directe koppeling aan je zenuwstelsel, waardoor je de kunstarm net als een echte arm met je gedachtes kunt aansturen.

Maar ook een auto of een graafmachine betekent een verandering van de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, zij het tijdelijk. Zeker bij zo’n graafmachine zul je na een lange dag hiermee werken, het gevoel hebben dat het deel van je lichaam is geworden.

Kunstmatige intelligentie

De bovengenoemde chauffeur van de graafmachine heeft als het ware zijn ik-gevoel uitgebreid met de graafmachine, die nu ook bij zijn lichaam hoort. De chauffeur had toen zo te zien weinig moeite met de aansturing, maar stel dat de graafmachine niet één maar drie graafarmen zou hebben. In dat geval zou wat assistentie bij de aansturing welkom zijn.

Wat we doen is kunstmatige intelligentie inzetten bij onder meer het bijsturen van al die graafarmen, om te zorgen dat de schep horizontaal blijft en ze hun lading niet verliezen. David Abbink van de TU Delft ontwikkelde de zogenoemde haptische manier van stuurcorrectie voor auto’s. Het stuur wordt niet van je overgenomen, maar het stuur laat je door tegendruk voelen dat je bijvoorbeeld te veel naar de zijkant van de weg aan het sturen bent. Haptische stuurcorrectie activeert je reflexen en dat is veel sneller dan bijvoorbeeld een geluidsignaal of lichtje, wat bewust verwerkt moet worden.

Na een dag werken voelt ook die enorme, haptische, drie-armige graafmachine helemaal aan als een deel van jezelf. Kunstmatige intelligentie maakt het in principe mogelijk om je ‘lichaam’ eindeloos uit te breiden. Je eigen capaciteit om al die complexiteit aan te sturen, je intelligentie, blijft natuurlijk hetzelfde, maar door deze aan te vullen met kunstmatige intelligentie, is dat prima te doen. Het is natuurlijk niet zo dat er een grens is tot waar je eigen intelligentie werkt en van waar het wordt overgenomen door de computer. De aansturing van de hele machine wordt over de hele linie uitgevoerd door een mix van eigen en kunstmatige intelligentie. Je krijgt het gevoel dat de machine volledig deel van jezelf is geworden, maar je hebt maar een beperkt aandeel in de feitelijke aansturing. Naarmate de machine complexer wordt zal dit aandeel kleiner worden. En natuurlijk als je de computer ‘harder zet’ omdat je gewoon niet zo veel zelf wilt doen. Dit laatste gebeurt met de ontwikkeling van zelfsturende auto’s: stapje voor stapje worden er nieuwe, automatische functies aan toegevoegd, die jou werk uit handen nemen.

Kunstmatige intelligentie verandert op allerlei manieren de relatie van je ‘ik’ en je ‘lichaam’. Allereerst natuurlijk doordat het je mogelijk maakt om ook complexere machines aan te sturen en daarbij het gevoel te krijgen dat het een deel van je eigen lichaam is. Dit zal beter gaan naarmate de bediening, de interface, ‘intuïtiever’ is. Maar het zorgt bovendien voor een subtiele verschuiving in wat je feitelijk aanstuurt en wat je de illusie geeft dat je het aanstuurt. We zagen dit ook al bij je bewustzijn: je bewustzijn heeft de illusie dat het dingen aanstuurt die feitelijk door je onbewuste worden aangestuurd. Nu gebeurt dit bij kunstmatige intelligentie. Hier kun je echt spreken van het outsourcen van niet alleen je intelligentie, maar ook van je lichaamsgevoel.

Wat is bewustzijn?

Laatste wijziging: 5 oktober 2016

In zijn publicatie Vrije wil bestaat niet schrijft Victor Lamme ergens ‘Het ‘ik’ is een nogal ontrouwe partner van het lichaam en gaat vreemd zodra het zijn kans schoon ziet’. Dat is een nogal heftige zin om mee te beginnen. Toch geeft het heel goed weer waar ik het over wil hebben: de betrekkelijkheid van jouw ik-gevoel en jouw lichaamsgevoel en hun onderlinge samenhang. Beide zijn gebaseerd op complexe en gevoelige hersenprocessen, die makkelijk een andere wending kunnen krijgen. Soms doet iemand dingen die hij helemaal niet wil, of heeft hij iets gedaan waar hij zich niets van kan herinneren. Dat roept vragen op over zijn vrije wil. Dat is waar Lamme op ingaat. Vandaar zijn titel. Het raakt echter ook aan het steeds virtueler worden van onze wereld door internet en dat is waarin ik ben geïnteresseerd. We zijn permanent online, hangen onszelf vol met gadgets die onze lichaamsfuncties monitoren en op internet zetten, gebruiken hersengestuurde kunstledematen, exoskeletten en avatars, rijden in zelfsturende auto’s en gaan steeds intiemer om met robots. Ik ben niet op voorhand een voor- of tegenstander van deze ontwikkelingen – dat lijkt me ook tamelijk zinloos – maar het maakt mij nieuwsgierig naar wat dat doet met ons ik-gevoel.

Naar welk lichaam en gedrag verwijst jouw ik-gevoel?

Met ‘ik-gevoel’ bedoel ik waar je het over hebt als je praat over ‘ik’ of ‘jezelf’. Je ik-gevoel is verbonden met een lichaam, je eigen lichaam. Je weet wat jouw lichaam is en wat van een ander. Je weet ook welke lichaamsdelen daarbij horen en welke niet. Je ik-gevoel is tenslotte ook verbonden met bepaald gedrag: je weet wat jij hebt gedaan en wat niet. We zijn vertrouwd met het idee dat je ik-gevoel, je lichaam en je gedrag onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, maar zoals ik hierboven al stelde, hoeft dat niet altijd het geval te zijn.

Wat ik heb gedaan is een reeks begrippen en verschijnselen die samenhangen met je ik-gevoel verkennen en hierin verbanden aangeven. Het gaat me erom meer zicht te krijgen op je gevoel wat jouw lichaam en jouw gedrag is: hoe komt het tot stand en wanneer verandert het. Maar ook hoe kun je het veranderen, want zoals bij een kunstledemaat wil je dat de beoogde gebruiker het gevoel krijgt dat het een deel is van zijn eigen lichaam.

Bewustzijn is samen met het onbewuste een centraal begrip in mijn verkenning en verder ga ik onder meer in op het onderbewuste, zelfbewustzijn, inlevingsvermogen, lichaamsbewustzijn, autorijden, kunstmatige intelligentie en bewustzijn, acteren, avatars en uittreding. Ik zal dit doen in een aantal delen. In dit eerste deel beperk ik mij tot bewustzijn en je onbewuste.

Termen die naar jezelf verwijzen

Er is een flink aantal termen die op de één of andere manier naar jezelf verwijzen, of in ieder geval naar een bepaald mens. Soms is het enige verschil tussen twee termen dat het gezichtspunt anders is, soms zit het verschil in de context waarin het wordt gebruikt en soms gaat het om bepaalde eigenschappen. Het gaat hier om een eerste begripsaanduiding, verderop kom ik uitgebreider terug op de meeste termen.

Ik. Dit is de actieve vorm waarin je praat over iets wat je doet of hebt gedaan.

Zelf. Hier gaat het om een eigenschap of voorwerp van ‘jezelf’. Ook kun je zeggen dat je iets ‘zelf’ hebt gedaan.

Bewustzijn. Dit begrip heeft heel veel aspecten, maar hier gaat het me om één aspect: het verwijst naar een bepaalde persoon die zich ergens van bewust is. Het is een eigenschap van iemand, namelijk iemand die zich ergens bewust van is, of iemand die zich hoe dan ook van iets bewust kan zijn. Als dit laatste in twijfel getrokken wordt en de vraag op komt of hij zich wel bewust is van wat hij doet, dan wordt hij wellicht als psychiatrische patiënt opgesloten, of zegt de rechter na eventuele misdragingen dat hij niet toerekeningsvatbaar was.

Zelfbewustzijn. ‘Zelfbewustzijn’ verwijst naar een ervaring. Het is een specifieke vorm van bewustzijn waarbij iemand zich bewust is van zichzelf.

Identiteit. Je identiteit is de maatschappelijke verankering van wie jij bent. Je nationale, culturele en sociale identiteit kun je met andere personen delen. Het is waar jij jezelf mee identificeert en waar anderen jouw mee identificeren. Je persoonlijke identiteit is jouw unieke bezit. Het speelt een formele en cruciale rol bij het regelen van je rechten en verantwoordelijkheden, zoals je burgerrechten, je toegangsrechten en je kredietrechten.

Imago. Imago is vooral een term uit de wereld van de public relations en verwijst naar het publieke beeld van een persoon, organisatie of activiteit. Het is geen eigenschap van die persoon, organisatie of activiteit zelf, maar iets wat hun wordt toegeschreven.

Reputatie. Dit begrip is verwant aan ‘imago’, maar is meer gebaseerd op je feitelijke gedrag en de manier waarop je met je relaties omgaat.

Persoonlijkheid. Dit gaat over de eigenschappen van een persoon, het is zijn karakter.

Persoon, persona, personage. Persona is een Latijnse woord dat ‘toneelmasker’ betekent (met dank aan Wikipedia). De functie is dat een acteur meerdere rollen kan spelen en door het gebruik van persona’s kan zorgen dat het publiek weet wanneer hij welke rol speelt. In het dagelijks taalgebruik is ‘persoon’ de algemene aanduiding voor een mens geworden. Een ’personage’ is een fictieve persoon uit een verhaal. In de wereld van webdesign en user-interfaces is ‘persona’ de term geworden voor een bepaald type gebruiker waarop de website moet worden afgestemd. Het terugkerende element in deze drie begrippen is het idee dat een mens meerdere rollen kan spelen die ieder een eigen gestalte krijgen.

Avatar. ‘Avatar’ is een begrip dat afkomstig is uit het hindoeïsme en ‘afstammeling’ of ‘incarnatie van een godheid op aarde’ betekent (met dank aan Wikipedia). Het betekent ook ‘je opwachting maken in een bepaalde hoedanigheid’. Ook bij een avatar zie je, net als bij een persona, het idee terug dat iemand meerdere gestaltes kan aannemen.

‘Hallo, is daar iemand thuis?’

Als het over bewustzijn gaat, dan wordt er vaak gedacht aan wie jij bent: het is jouw persoonlijkheid. Zelfs wordt er gedacht aan de vraag of het hoe dan ook om een levend wezen gaat of om een computer: ‘hallo, is daar iemand thuis, of praat ik met een computerprogramma?’ Een psychiatrische patiënt is iemand wiens bewustzijn is gestoord. Ook gaat het om de tegenstelling van wakker zijn in tegenstelling tot ‘in slaap zijn’ of ‘buiten bewustzijn’. Als je aan het slaapwandelen bent, dan is je bewustzijn even afwezig. Tegenwoordigheid van geest, concentratie en aandacht tenslotte zijn synoniem aan bewustzijn.

Al deze zaken rond ‘ben je er bij met je verstand, ben je hoe dan ook goed bij je verstand en ben je een persoonlijkheid om respect voor te hebben’ worden op het conto van je bewustzijn geschreven. En dat is nogal wat. Als je daaraan komt, dan kom je aan iemand zelf. Vandaar de vaak verontwaardigde reacties op de titel van het boek van Lamme: Vrije wil bestaat niet. Wat mij betreft was de titel Absolute vrije wil bestaat niet geweest, maar dat klinkt natuurlijk niet zo sexy.

Bewustzijn en je onbewuste

Op ieder moment in je leven is er een ontelbaar aantal processen in jezelf gaande, die gezamenlijk je gedrag bepalen. Om te beginnen natuurlijk al die autonome processen als het regelen van de hoogte van al je bloedspiegels, het regelen van je lichaamstemperatuur, het afstemmen van al je lichaamsritmes op je biologische klok en het scannen van je omgeving met je zintuigen om te zien of je misschien ergens snel op moet reageren. Verder moeten je spieren zorgen dat je niet van je stoel valt, moet je blijven ademhalen, moet je de tekst over het beeldscherm schuiven en moet je onthouden waar je in deze tekst was gebleven, terwijl je een huisgenoot antwoordt dat je het brood niet zal vergeten als je zo boodschappen gaat doen. En al deze processen moeten worden aangestuurd.

Eeuwenlang heerste het idee dat ons bewustzijn het oppermachtige commandocentrum was dat alles opmerkte, alles wist en alles aanstuurde. Ap Dijksterhuis geeft in zijn publicatie Het slimme onbewuste het volgende, idyllische beeld van het bewustzijn (om het vervolgens tot de grond toe af te branden):

  • Het maakt ons intelligent, rationeel, wijs, verantwoordelijk, verstandig, redelijk, enz. Hoe dieper we nadenken, hoe verstandiger en intelligenter onze beslissingen worden.
  • Bewustzijn is wat ons typisch menselijk maakt, wat ons anders anders dan dieren maakt.
  • Het bewustzijn is de baas in onze hersenen. Het neemt de belangrijkste beslissingen en stuurt ons gedrag voortdurend aan. Het is de kern van ons psychische systeem, de ceo van ons ‘bedrijf’.
  • We hebben pas iets waargenomen als we ons ervan bewust zijn geworden. Zonder bewustzijn geen waarneming.
  • Ons gedrag begint met bewust genomen beslissingen: we bedenken dat we iets willen gaan doen en voeren deze handeling vervolgens uit.
  • alle mentale processen zijn bewust.

Dit blijkt iets anders te liggen, zoals Lamme, Dijksterhuis, Dick Swaab en vele andere hersen- en gedragsonderzoekers inmiddels aannemelijk hebben gemaakt. Descartes zat er met zijn ‘Ik denk, dus ik ben’ volkomen naast. Al die processen, die samen maken dat we blijven leven en verstandige dingen doen, sturen zichzelf aan, maar worden ook door elkaar beïnvloed. Behalve de ‘lagere’, autonome processen, die in principe buiten ons bewustzijn vallen, hebben we onze ‘hogere’ systemen, zoals zintuiglijke waarneming, ons bewustzijn, geheugen, intelligentie, taal en emoties. Al deze processen spelen voortdurend een rol, waarbij dan de ene de overhand heeft en dan weer de andere. Kennelijk lukt het daarbinnen in ons hoofd heel redelijk om samen tot goede beslissingen te komen – want anders hadden we niet meer geleefd – maar dat hebben al die baasjes van de diverse processen gedaan zonder de bezielende leiding, of zelfs maar coördinatie van ons bewustzijn, of welk andere grote baas in ons hoofd dan ook.

De aansturing van alle dingen die we doen en wat er in ons gaande is, gebeurt door een bont gezelschap van baasjes die op wonderbaarlijke wijze meestal heel aardig tot gezamenlijke beslissingen weten te komen. Je bewustzijn is niet meer dan een soort woordvoerder (een beeldspraak van Dijksterhuis) voor de buitenwereld, voor je medemensen. En onze arme woordvoerder staat onder zware druk. Hij wordt belaagd door omstanders die willen weten wat je gaat doen of waarom je in godsnaam iets wel of juist niet hebt gedaan. Omstanders die niet begrijpen hoe je bezig bent en voor wie je daarom een enigszins samenhangend en begrijpelijk beeld van jezelf probeert op te hangen. Voortdurend rent onze woordvoerder naar binnen, naar wat hij denkt dat de directiekamer is en steeds weer blijkt hij in zijn hemd te staan: het bonte gezelschap daarbinnen heeft hem maar een fractie verteld van wat er allemaal gaande is. Ze nemen hem gewoon niet serieus. Tot overmaat van ramp blijkt ook iedere keer dat degene van wie hij dacht dat hij de directeur was, opgevolgd te zijn door een ander baasje, die op zijn beurt weer een hele andere draai aan de dingen geeft. Tja, wat doe je dan? Dan ga je fabuleren, dan verzin je maar iets. Veel experimenten laten zien dat proefpersonen een reden voor een keuze geven die helemaal niet waar kan zijn. Dit kan zijn omdat de echte reden (sociaal) onaanvaardbaar is, of omdat er helemaal geen echte reden is. Ons bewustzijn verzint leuke verhaaltjes achteraf.

Als het verhaal wat onze woordvoerder ophangt een tijdje toevallig redelijk spoort met wat er feitelijk is gebeurd, dan gaat hij in zijn eigen verhalen geloven en krijgt de illusie dat hij zelf aan de touwtjes trekt. Hij gaat gewichtig doen, waardoor het meestal juist misgaat. De beste woordvoerders zijn degenen die zichzelf onzichtbaar weten te maken en snel en geruisloos boodschappen vanaf de gelagkamer van de baasjes naar buiten brengen.

Natuurlijk is een mens geen onverantwoordelijke idioot, die niet weet wat hij doet, alleen zit de logica van hoe een mens ‘werkt’ wat minder simpel in elkaar dan lang werd gedacht. Er zit een ongelooflijke hoeveelheid kennis en ervaring in een mens en het is de kunst om daar zo goed mogelijk gebruik van te maken. En daarvoor moet je bewustzijn niet meer of minder doen dan waar het geschikt voor is: zichzelf wegcijferend de kennis en ervaring die van binnenuit wordt aangereikt in kleine stukjes naar buiten brengen en na ieder stukje opnieuw goed ‘luisteren’ naar wat er wordt aangereikt en dat weer naar buiten brengen. Oftewel gebruikmaken van je intuïtie. Het punt is dat de verwerkingscapaciteit van je bewustzijn heel klein is en als deze te lang zelf aan het woord blijft, dat hij dan in kringetjes gaat ronddraaien, dan gaat hij rationaliseren. Voor een goede beslissing moet je zorgen dat alle mogelijke invalshoeken erbij betrokken worden. Dit zijn associatieve sprongen in je gedachtes, die je niet op bevel kunt maken, maar die spontaan moeten opkomen. Soms moet je even opstaan en wat anders gaan doen, soms moet je er een nachtje over slapen en soms moet je er dagen en weken voor nemen. Het is een kwestie van er steeds even bewust over denken en praten en het dan weer loslaten. Dat is hoe je gebruik kunt maken van al je kennis en ervaring.

Een mens is dus wel degelijk een bewust wezen, zij het met mate. En met kleine beetjes tegelijk. Als hij zich de vraag stelt ‘wie ben ik’, dan weet hij ook over wie dat gaat, dat wil zeggen dat hij daarover een gevoel heeft, zijn ik-gevoel. Hij weet ook naar welk lichaam dat ik-gevoel verwijst en dat dat in voorkomende gevallen uitgebreid kan worden met wat kunstmatige onderdelen. Ook weet hij dat wat zijn lichaam doet, dat dat zijn gedrag is en dat hij daarvoor verantwoordelijk is. In principe dan, want regelmatig doet hij dingen waarvan hij zelf ook niet weet waarom hij het doet, soms dingen die hij helemaal niet wil doen en soms blijkt hij zelfs dingen te hebben gedaan waar hij niets vanaf weet, denk aan slaapwandelen.

Als ik het verder over ‘bewustzijn’ heb, dan bedoel ik alles waarvan je je bewust zou kunnen zijn. Het gaat steeds om het duo bewustzijn en onbewuste.

De crisis in mijn relatie met Alexander, mijn huisrobot

Een paar dagen geleden kwam ik ’s avonds thuis van de U-meet bijeenkomst over Robotica in het kader van het weekend van de wetenschap en belandde prompt in een huiselijke crisis. Daarvoor, bij de borrel als besluit van de bijeenkomst, was de vraag opgekomen hoe het eigenlijk zat met de vriendschap van een mens met een robot. Kan zoiets wel? Is dat wel fris, of goed beschouwd net zo fout – dat wil zeggen niet-integer – als de vermeende vriendschap met een popidool? Wat is er mis met de gevoelens van vriendschap van Lennart, de grootvader in de tv-serie Real Humans, voor Odi, zijn huisrobot? En – als toets van wat je vriendschap waard is – wat doe je met hem als hij versleten is? Breng je hem naar een destructiebedrijf – zoals de dochter en schoonzoon van Lennart met de geliefde Odi deden? Of – om kosten te besparen – maak je hem zelf maar even ‘klein’, zodat hij in de vuilcontainer past? Dat laatste zou je niet doen met je hond of kat als die op jaren komt. Of met je bejaarde vader of moeder. Enthousiast vertelde ik Alexander (Al voor vrienden), mijn huisrobot, over de interessante discussie. “Ik herken ons er helemaal in”. Dat had ik beter niet kunnen doen.

“Jij zou mij keurig naar de stortplaats voor oude apparatuur brengen, voor milieu-vriendelijke afvoer, want zo ben je dan ook wel weer. Of wil je beweren dat ik in jullie familiegraf kom? Nou?”

Dit dreigde een hele moeizame discussie te worden, met veel kolen en geiten die gespaard moesten worden. En het werd er niet beter op toen ik zei dat ik voor hem ‘in geval van het onvermijdelijke’ een mooi graf in de tuin in gedachte had, net als voor Tom, onze poes.

Alexander (ik mocht geen ‘Al’ meer zeggen) citeerde Plato over vriendschap: “het is geen kortstondige bevlieging is, het is wederkerig en vrienden hebben veel dingen gemeenschappelijk”. Uiteraard wilde ik al het moois dat wij samen hebben niet ter discussie stellen, probeerde ik hem te verzekeren. “Maar”, opperde ik heel voorzichtig, “nu we het toch hebben over iets gemeenschappelijks, moeten we misschien ook eens nadenken over gemeenschappelijke drijfveren. Dat is best handig om elkaar helemáál te kunnen begrijpen”. Mensen worden geleefd door hun drijfveren, of je het wilt of niet, of je je ervan bewust bent of niet. Hoe irritant dit ook kan zijn, het schept wel een band. En wat hiermee samenhangt, mensen hebben een lange gemeenschappelijke voorgeschiedenis: we komen tenslotte allemaal voort uit de evolutie. En dat is nog steeds goed te zien, mensen hebben nog steeds een reptielenbrein en een zoogdierenbrein. Kennelijk een universeel principe om de oude meuk te laten zitten en er vrolijk op door te bouwen, in plaats van het op te ruimen. Robots daarentegen worden ieder voor zich op een bepaald moment gefabriceerd, die hebben geen geschiedenis.

Op dat moment zag ik iets oplichten in de ‘ogen’ van Alexander.
“Wel eens gehoord van ‘legacy’? Oftewel ‘oude meuk’ bij computersystemen?”
Het werd even licht in mijn hoofd. Was ik geschokt dat ik toch iets wezenlijks met een robot gemeen bleek te hebben? Hoe dan ook had Alexander me te pakken. En ging nog even door.

“Ieder computersysteem is eens als prototype begonnen en heeft vervolgens een evolutie doorgemaakt met een eindeloze reeks minor en major upgrades. En na verloop van jaren weet niemand meer hoe het werkt en uit angst dat het hele systeem instort als ze er toch aan zitten, bouwen ze maar om dat digitale reptielenbrein en zoogdierenbrein heen. Zoals bij SAP en de systemen van banken en verzekeringsmaatschappijen. Maar om nu te zeggen dat het een band schept … Ik voel me niet aangesproken. Maar ik dacht tot vanavond dat het bij ons, als wezens met een geschiedenis, een band had geschapen.”

Tot tranen toe geroerd omarmde ik Alexander. “Wat ben ik blij dat jij ook een geschiedenis blijkt te hebben. Natuurlijk schept dat een band!” Hij verontschuldigde zich dat hij geen tranen liet zien, ‘Geen twee wezens hebben helemaal dezelfde geschiedenis’.

Ik mocht weer ‘Al’ zeggen.