Tagarchief: Waarneming

Het theater van je bewustzijn

Op het gebied van psychologie is bewustzijn waarschijnlijk het begrip dat de meeste misverstanden oproept. Het is onder meer een psychische functie, zoals intelligentie, maar ook een geestelijke toestand – je bent ‘bij bewustzijn’ of bijvoorbeeld ‘in coma’ – en dan is er ook nog zoiets als ‘het onbewuste’. Verder wordt bewustzijn óf voorgesteld als het summum van de menselijke geest – in ben bewust, dus ik ben – óf zo uitgekleed dat het lijkt op een overbodige directie van een intelligente organisatie. Je zou voor een uitleg van bewustzijn echter ook kunnen terugkeren naar de betekenis van het woord, het vermogen je bewust te worden van de dingen. 

Nadoen (mimicry) en inlevingsvermogen

Doelgerichte en complexe gedragspatronen zijn al te zien bij dieren die veel lager op de evolutie-ladder staan dan de mens. Of je het nu hebt over een mierenkolonie, met hele verfijnde interactie-patronen of een groep orka’s die door slimme samenwerking een paar zeehonden weten in te sluiten, het gaat ontegenzeglijk om intelligent gedrag. Toch wil dit niet zeggen dat deze dieren zich ook bewust zijn van wat ze doen. Het is mogelijk dat er bij orka’s sprake is van een begin van bewustzijn, maar bij mieren is dat toch de vraag. ‘Je bewust van iets zijn’, ‘iets beseffen’, ‘je iets realiseren’, ‘je iets afvragen’ zijn uitdrukkingen die erop neerkomen dat je in staat bent dingen anders te zien. Doordat je op een andere manier dan gebruikelijk tegen iets aankijkt, ziet je het verschil en worden er vragen opgeroepen. Maar om ‘anders tegen iets aan te kunnen kijken’ moet je wel een ander gezichtspunt innemen. Je moet als het ware buiten jezelf gaan staan. Maar hoe doe je dat en waar komt dit talent vandaan?

Je kunt stellen dat om te overleven ‘in de strijd om het bestaan’ je greep moet zien te krijgen op je omringende wereld. Je moet de buitenwereld leren kennen, je moet begrijpen hoe dingen werken. Een zuigeling grijpt alles wat hij te pakken kan krijgen, betast het en als het even kan steekt hij het in zijn mond. Als je iets wilt leren kennen moet je het tenslotte proeven, voelen en zelf ondervinden. Je moet het met andere woorden waarnemen. Nu heeft een eeuw van hersenonderzoek inmiddels duidelijk gemaakt dat zintuiglijke waarneming meer is dan ‘een signaal met je zintuigen oppikken’. Je reageert op dingen waarvan je je niet bewust was dat je ze had waargenomen en dingen die voor je neus staan zie je soms niet. Ook zijn onze hersenen op een vergelijkbare manier actief bij iets dat we waarnemen en iets dat we zelf doen (zie mijn blog Het rubberen hand-experiment). Als je kijkt naar bijvoorbeeld een tenniswedstrijd, kun je zelf bijna niet stil blijven zitten. Of als je swingende muziek hoort. Hoe meer je vertrouwd bent met de handelingen, hoe sterker dit effect is. Waarnemen en zelf doen zijn met andere woorden geen gescheiden activiteiten. Waarnemen moet je opvatten als ‘vertegenwoordigen’, wat het natuurlijk ook betekent. Je kunt het zo zien dat in een waarneming een stukje van de buitenwereld wordt vertegenwoordigd. Waarnemen is het nabouwen van de buitenwereld in je hoofd. En niet alleen nabouwen, maar in die nagebouwde wereld naspelen wat je in de buitenwereld waarneemt. Denk aan die tennisser en musicus. 

Een groot deel van wat je ziet en hoe je daarop reageert is vastgelegd in patronen die samen je automatische piloot vormen. Hierdoor kun je veel sneller en efficiënter reageren. En heb je soms een blinde vlek voor iets. Er is ook een apart mechanisme om automatisch een bepaalde handeling te verrichten als je iets ziet en een ander mechanisme om actief in te grijpen als je dit beter niet kunt doen. Er is een psychiatrisch geval bekend waarbij een patiënt een hersenbeschadiging had die dat remmechanisme onklaar had gemaakt. De patiënt zette iedere bril op die hij zag, ook al had hij er al drie op, en dronk uit een glas water dat voor zijn neus stond ook al was dat van een ander (Victor Lamme beschrijft dit in Vrije wil bestaat niet). Zelf overkomt het mij wel eens dat ik bij het verlaten van de badkamer het licht aandoe. Ik denk nog ‘niet doen, want ik heb het bij het binnengaan niet aangedaan’ en toch doe ik het. Misschien zit er bij mij ook een draadje los. Sommige patronen heb je door eigen ervaring ontwikkeld, andere patronen zijn aangeboren, zoals je reactie op slangen en insecten. 

Waarnemen en nadoen zijn zoals we hebben gezien twee sterk verwante activiteiten waarmee je greep op de wereld probeert te krijgen en te houden. Bij al dat nadoen in je hoofd of in de buitenwereld ben je ook permanent bezig je automatische piloot te trainen. Zuigelingen beginnen daar al direct na de geboorte mee. Al na een maand beginnen zij gezichtsuitdrukkingen van hun ouders na te doen. 

Nadoen heeft veel kanten. De eerste kant is al genoemd, het aftasten van de omgeving. Een andere kant is de kant van de emoties die het in je oproept. Dat aftasten kan een plezierig gevoel of pijn opleveren. Ook krijg je honger en natte, koude billen en ontdek je op den duur hoe je dat kunt verhelpen. Dat wil zeggen hoe je anderen zover kunt krijgen dat te verhelpen, hard brullen namelijk. Hierna komen angst om enge dingen, woede als je je zin niet krijgt en de angst verlaten te worden door je vertrouwde gezichten. Deze kanten van nadoen zijn eenrichtingsverkeer. Nadoen heeft ook een kant van tweerichtingsverkeer, van inleven in een ander. En dat begint ook al direct na de geboorte, in feite al in de baarmoeder. Inleven betekent aanvoelen wat de stemming is, aanvoelen wat er in de ander omgaat, allereerst alleen bij de moeder. Een zuigeling heeft al een bijzonder gevoelige antenne voor de stemming bij degene die hem verzorgd. Weten wat de stemming is is natuurlijk cruciaal bij het greep krijgen op zijn omgeving. Lachen, blijdschap, ruzie, spanning, zuigelingen voelen feilloos aan wat er gaande is. 

Het theater van je bewustzijn

Je inlevingsvermogen is geen feestneus die je af en toe opzet, maar een eigenschap die diep in je wezen is geworteld. Dit is hoe je bent. Je probeert greep op de wereld te krijgen door hem in je op te nemen, door hem in je hoofd na te bouwen. Door anderen na te doen, door hun gezichtspunten in te nemen, maak je ze deel van jezelf. Het worden personages in het theater in je hoofd, die je laat naspelen wat je hebt meegemaakt, of scenario’s laat spelen hoe het ook zou kunnen verlopen. Jouw ‘cast’ bestaat uit specifieke personages die gebaseerd zijn op werkelijk bestaande personen en algemenere personages, die zijn samengesteld uit groepen anderen. Dit theater stelt je in staat in te schatten hoe dingen zouden kunnen uitpakken, want je hebt al uiteenlopende scenario’s verkend. 

Waarneming, geheugen, taal, intelligentie en andere zogenoemd cognitieve functies stellen je in staat heel intelligent en capabel te handelen, maar hoe krachtig deze functies ook zijn, je zit nog steeds opgesloten in jezelf. Het is je bewustzijn dat je in staat stelt los te komen van jezelf, om boven jezelf uit te stijgen. Het innemen van uiteenlopende gezichtspunten en het verkennen van deze gezichtspunten in mogelijke scenario’s in het theater van je bewustzijn brengt perspectief in je wereld. 

Een gedeelde wereld

Hoe weet je wat er in het hoofd van een ander omgaat? Dat kan toch niet? Zelfs niet als het iemand is die je goed kent? Het antwoord is dat dit wel degelijk mogelijk is omdat alles waar je je bewust van bent per definitie gedeeld is. Dat is de aard van bewustzijn. Hoe dichter menen bij je staan, hoe meer je gemeen hebt. Natuurlijk kunnen we niet precies zien wat een ander denkt – misschien komt dat nog eens – maar we zijn geen vreemden van elkaar, we hebben een gedeelde wereld. 

Dit is niet zomaar een denkbeeldig ‘gedeelde’ wereld. Je hersens zitten zo in elkaar dat kijken naar iemand die pijn lijdt ook daadwerkelijk pijn bij jezelf oplevert. Niet honderd procent hetzelfde, maar hersenscans laten zien dat kijken naar iemand die door iets geraakt wordt, ook jou iets doet. Als je naar een speelfilm kijkt weet je dat het niet echt is, maar toch raakt het je en heb je de neiging weg te kijken als iemand iets akeligs meemaakt. En we hebben het ook al gehad over tennissers en musici die respectievelijk kijken en luisteren dat het werk van vakgenoten.

De ander figureert in jouw theater en jij in dat van de ander. In je hoofd ben je geen moment alleen. Jij bént jouw theater en iets bedenken, je iets voorstellen, betekent iets ensceneren waarin anderen figureren. Je theater heeft wel voortdurend verse input nodig om te zorgen dat de doorlopende voorstelling verbonden blijft met de buitenwereld. Mensen kunnen er meestal niet goed tegen lang alleen te zijn, je theater gaat op den duur een eigen leven leiden. 

We weten wat er in het hoofd van een ander omgaat door ons inlevingsvermogen. Bij de één is dit wat verder ontwikkeld dan bij de ander. Ik verdeel de mensenwereld wat dat betreft altijd maar in twee apensoorten, goede apen en kwade apen – zeg maar bonobo’s en chimpansees. Op dit moment lijken de kwade apen de overhand te hebben.

Zombies en robots

Als je naar een ander kijkt, zie je jezelf weerspiegeld in diens ogen en andersom geldt hetzelfde. Dit komt doordat je beide figureert in het theater van de ander. Dit is de warme blik van herkenning, van medemenselijkheid. Mensen die iets slechts van plan zijn, hebben een ‘koude’ blik, waaraan de herkenning van jou als mens ontbreekt. Ze hebben zich afgesloten van hun medemenselijkheid als een roofdier dat jouw bekijkt als een prooi. De spreekwoordelijke ‘zombie’ uit horror-verhalen is angstaanjagend omdat hij geen ziel heeft, een ander woord voor bewustzijn. Veel mensen vinden robots beangstigend omdat zij ook een ‘koude’ blik hebben. Zonder bewustzijn, oftewel zonder medemenselijkheid, zijn ze tot alles in staat.

Kunstmatig bewustzijn

‘Een mens leeft bij de gratie van zijn spiegelwereld’, heb ik in een eerder deel van deze reeks over je ik-gevoel betoogd. Een algemene eigenschap van een mens is om in zijn hoofd van alle informatie uit je lichaam en je omgeving je eigen begrijpelijke wereld na te bouwen. Deze spiegelwereld maakt de binnenwereld van je lichaam en de buitenwereld van je omgeving hanteerbaar, waarbij eventueel ontbrekende of tegenstrijdige informatie wordt aangevuld of aangepast, zodat je er toch iets mee kunt. In een reactie op een bepaalde situatie komt alles samen van de eigenschappen die je hebt geërfd en die je vanaf de conceptie hebt ontwikkeld. Dat gaat om de eigenschappen van al je hersenfuncties afzonderlijk, zoals je emoties, je waarneming en je intelligentie, en uiteindelijk hoe deze na veel onderling gekrakeel gezamenlijk tot een bepaalde reactie komen. Je reactie is met andere woorden een team-inspanning van al je hersenfuncties, de inspanning van een zelf-organiserend team zonder ‘captain’ (we zijn ons er eentje). Je bent je weliswaar bewust van hoe je reageert, maar dan als toeschouwer en niet als captain van het team. En die toeschouwer let vooral op wat relevant is voor de communicatie met anderen en merkt andere dingen niet eens op. Overigens levert dat ‘toeschouwer zijn bij wat je doet’ ook weer feedback op, die op de één of andere manier van invloed zal zijn bij een volgende reactie in een vergelijkbare situatie. Hoe dan ook moet het ‘kunstmatig bewustzijn’ uit de titel eigenlijk ‘kunstmatige spiegelwereld’ zijn.

Het uitbreiden van je intelligentie met kunstmatige intelligentie is een ingreep in hoe je de dingen doet, een technische ingreep, maar het uitbreiden met kunstmatige middelen van de wereld waarin je leeft, de wereld in je hoofd, is een ingreep in jezelf. En je kunt wel zeggen dat de technologische ontwikkelingen van de afgelopen dertig jaar onze wereld flink op zijn kop hebben gezet. Ook het tempo van veranderingen is hoog. Niet iedereen is daar blij mee. In mijn vorige werk had ik vaak de ondankbare taak om collega’s te vertellen dat we weer iets nieuws hadden bedacht en dat ze daarom hun werk anders moesten doen. Dat maakte mij niet populair. Er waren er zelfs bij die vonden dat ze het recht hadden om hun werk tot in de eeuwigheid op dezelfde manier te blijven doen. Bij één van de laatste reorganisaties die ik daar meemaakte, was de boodschap duidelijk: het enige wat blijft in je werk, is verandering. Wen er maar aan.

Rust, regelmaat en reinheid

Wanneer vind je rust in je werk? Geen onbelangrijke vraag in deze tijd van om zich heen grijpende stress. Een belangrijke factor is of je er je eigen werk van kunt maken en erin op kunt gaan. Hiervoor moet je de ruimte krijgen om het op je eigen manier te doen. Als je een nieuwe taak krijgt, dan heb je er je handen vol aan om het hoe dan ook voor elkaar te krijgen en doe je het precies zoals een ander je het verteld heeft. Naarmate je er meer in thuisraakt, ga je andere mogelijkheden ontdekken en dat is de ruimte die je nodig hebt om er je eigen werk van te maken. Ook ritme en routine geeft ruimte. Bij iedere verandering ben je die ruimte weer voor een deel of helemaal kwijt.

Werk kan vervelend zijn en dan is het heerlijk om iets nieuws te kunnen doen, maar je kunt ook ‘moe in je hoofd’ worden van een overdosis aan nieuwe dingen. Ik ben zelf een enthousiast computergebruiker en gebruik hem voor een scala aan toepassingen. Toch heb ik de ouderwetse neiging om voor een bepaalde toepassing zo veel mogelijk hetzelfde programma te gebruiken en deze grondig te leren kennen. Ik word horendol van die ’echte’ ict-ers, die iedere keer als ze iets moeten doen weer een ander programmaatje van internet plukken. Ik verdenk ze ervan dat het hun alleen om de computer gaat en niet om het gebied waarvoor je hem zou kunnen gebruiken. Hoe dan ook is dat voortdurende kunst en vliegwerk waarmee dingen voor elkaar gekregen moeten worden, mij te onrustig.

Digibeten, digital natives en heimwee

Mechanisering die banen kost, is bepaald niet nieuw. Machines nemen ons al sinds het begin van de eerste industriële revolutie, twee-en-een-halve eeuw geleden, werk uit handen en nu komen de robots. Een groot vraagstuk bij de huidige, vierde, digitale revolutie is wat het effect is op het werk zelf. Al het werk dat volgens vaste patronen verloopt, van uitvoerende handelingen tot het beantwoorden van standaard vragen aan een helpdesk, zal vroeg of laat worden geautomatiseerd. De grote vraag is wat uniek is aan een mens: wat kan een mens wel en een computer niet? Sowieso geen verkeerde vraag om eens over na te denken. Menselijk contact, sociale vaardigheden, creativiteit in al zijn vormen, nieuwe dingen ontwikkelen en organiseren, werk waarvoor vakmanschap en flexibiliteit vereist is en in het algemeen alles wat nieuw en uniek is.

Iets anders is dat ‘computerdenken’ in vrijwel iedere functie een grote rol is gaan spelen. En dit is kennelijk een hele aparte manier van denken. Ik heb hoogopgeleide beroepsmensen zoals grafisch ontwerpers en fotografen gekend die gestopt zijn met hun beroep omdat ze niet goed met een computer overweg konden. Ook hoogopgeleide medewerkers die zo onhandig waren in hun algemene computervaardigheden, dat je je vragen kunt hebben bij hun professionaliteit. Aan de andere kant maak ik mensen mee die op hun tachtigste nog moeiteloos met hun kinderen in Canada mailen en Skypen. Digibeet-zijn heeft ongetwijfeld te maken met intelligentie, maar bovendien met het ontbreken van een specifieke computerknobbel.

Het fabeltje van de ‘digital natives’ die nieuwe techniek zo goed begrijpen omdat ze ermee zijn opgegroeid, geeft mij het idee dat er nog iets anders dan een goed verstand komt kijken bij een succesvolle ‘migratie naar de nieuwe, virtuele wereld’. De gemiddelde ‘jongere’ snapt net zo veel of weinig van nieuwe techniek als een ‘oudere’, alleen zit hij daar niet mee. Hij begint gewoon op knoppen te drukken en vroeg of laat doet het ding wat hij wil. Meestal. Dat hij de rest niet begrijpt, interesseert hem niet. Ook een manier om het op te lossen. Toch zit daarin misschien nou juist de clue: je kunt de hersens en de vaardigheden wel hebben om bepaalde dingen te doen, maar wil je het wel? Is er niet iets in je dat zich ertegen verzet? Bijvoorbeeld dat je je oude manier van werken niet los wilt laten? Net zoiets als heimwee: als je je oude wereld niet kunt loslaten, wordt het niets in de nieuwe wereld.

Van Sommersby tot kunstmatige (virtuele) identiteit

Gedoe over de identiteit van mensen is van alle tijden. Als je leeft in een geïsoleerd dorp, dan weet iedereen (of denkt te weten) wat hij aan jou heeft, uit welke familie jij komt en hoe jij persoonlijk bent. Zelfs als iemand je nog nooit persoonlijk heeft ontmoet, herkennen ze je vaak al aan je gelaatstrekken (‘Jij bent er één van Piet en Marie’) en ‘weten’ dan al hoe je bent (de veronderstellingen). Als in de film Sommersby een onbekende persoon bijvoorbeeld aanklopt bij de vermeende weduwe Laurel Sommersby en zegt dat hij haar doodgewaande echtgenoot Jack is, die vele jaren eerder vertrokken was, dan is het de vraag hoe ze kan vaststellen of dit klopt. Het enige wat Laurel kan doen, is naar specifieke dingen vragen, die alleen Jack kan weten. Na een tijdje gelooft Laurel de nieuwkomer wel, meer omdat zij hem wel leuk is gaan vinden, dan omdat het zo overtuigend is bewezen dat hij Jack is. Daarmee lijkt de kous af, ware het niet dat de schoenmaker van het dorp nog een schoenleest van de originele Jack had en die past de nieuwe Jack toch echt niet. De moraal van de film is dat liefde identiteit overwint en de moraal van mijn verhaal dat zodra je leven niet meer begint en eindigt bij de vijftig-kilometerbordjes van je dorp, het echte gedoe over je identiteit begint.

Niet alleen wordt de onzekerheid over je ware identiteit veel groter in de wereldwijde, virtuele wereld van internet, maar ook de rol die het speelt in het maatschappelijke verkeer. Je kunt ongelooflijk veel zaken online regelen, sterker nog, steeds meer zaken kun je alleen nog maar online regelen: burgerzaken, geldzaken, reserveringen van reizen, maar ook je sociale contacten. Je kunt in Nederland niet meer volwaardig leven zonder internet. En de hoeksteen in deze virtuele samenleving is je (virtuele) identiteit.

Ongevraagde babyspulletjes

Er is inmiddels een wereldwijde ‘identiteitsindustrie’ opgetuigd voor het verificeren van je identificatie (wie ben jij) en je authenticatie (klopt het dat je bent wie jij zegt dat jij bent) en het management van je autorisatie (het koppelen van rechten aan jouw identiteit). Je identiteit is vastgelegd in een grote hoeveelheid systemen, waarvoor je in een klein deel van de gevallen een ‘card’ of pasje krijgt, zoals je id-card, pinpas, creditcard, rijbewijs, ov-pas, ziektekostenverzekeringspas, museumjaarkaart, bibliotheekpas, en al die voordeelpassen en spaarkaarten die over je uitgestrooid worden. Naast de systemen waarvoor je een pasje krijgt, figureert je identiteit nog ongevraagd in een onafzienbare hoeveelheid andere systemen en worden al die systemen ook nog eens steeds meer onderling verbonden. Het toverwoord bij dit laatste is ‘Big Data’, waarbij algoritmes vaststellen wie wat wanneer waar heeft gedaan. Dit kan ertoe leiden dat een vrouw tot haar stomme verbazing babyspulletjes krijgt toegestuurd, terwijl zijzelf nog niet eens wist dat ze zwanger was. Maar ook dat je op het vliegveld door zwaarbewapende beveiligers uit de rij voor de paspoortcontrole wordt gehaald, omdat een algoritme zegt dat je een terrorist bent.

’You never walk alone’

Jij kent ze vast ook wel, de mensen die in hun eentje druk orerend over straat lopen. De eerste keer dat ik het zag, dacht ik dat het zo’n triest, psychiatrisch geval was, die praatte met de stemmen in zijn hoofd, maar hij of zij bleek te communiceren met de stemmen in het headsetje van zijn mobiel. Ik moet hier nog aan wennen, net als aan tv-verslaggevers die duizend kilometer verderop in hun eentje tussen mensen doorlopen en met ons praten. Tot voor kort stond zo’n verslaggever voor een dikke camera te praten, wat duidelijk maakte aan de mensen ter plekke hoe het in elkaar zat. Nu zie je mensen verwonderd kijken waar zo’n type nu eigenlijk mee bezig is. Net als ik dus.

Zo’n handsfree beller of verslaggever is niet meer volledig met zijn ‘hoofd’ bij waar zijn lichaam zich dan bevindt. Dat is niet nieuw, maar het ontbreken van zichtbare tekens als een telefoon (jaren geleden dacht ik steeds dat mensen oorpijn hadden) of een camera schept verwarring bij mij. En zet mij aan het denken. Eigenlijk zie je dat overal, dat van elkaar losraken van je ‘ik’ en je lichaam. Denk aan het werken ‘in the cloud’ (niet meer werken in de lokale desktop van je computer, maar in je persoonlijke, virtuele desktop van je werk, waarop je vanaf iedere computer, laptop of tablet kunt inloggen) en smartphones, -watches en -glasses waarmee iedereen permanent draadloos online is en informatie ophaalt of wegstuurt. Je lichaam loopt of fietst daar nog wel als vanouds, maar je ‘ik’ is grotendeels uitgetreden voor ontmoetingen of werk in the cloud. Je probeert net voldoende aanwezig te blijven in je lichaam om te voorkomen dat je ergens tegen oploopt of -fietst. Andersom laat je informatie uit the cloud in je werkelijke wereld lopen en laat je je bijvoorbeeld door een navigator leiden door een vreemde stad, laat je een andere app je vertellen waar nog een parkeerplek is, of check je 9292ov op welk perron je moet zijn. Heb je nog even tijd over, dan ga je nog even op jacht naar een Pokémon en haalt je schouders op over het onbegrip van een toeterende automobilist als je daarbij de weg op rent. En zie je wat verweesde mensen ergens hulpeloos offline op een bankje zitten, dan flitst het even door je heen: ‘Zouden ze nog te helpen zijn? Maar hoe kan ik ze bereiken?’

Dat losraken van elkaar van je ‘ik’ en je lichaam kun je zien als een brede, langlopende trend. Je ziet het al in onze waarneming, waarbij we ons door middel van onze zintuigen bezighouden met dingen die niet hier. Bij het oudste zintuig van de smaak moesten we iets nog in ons opnemen om het waar te nemen. Bij reuk is het opnemen van een luchtje van dat andere al voldoende. Bij tastzin hoefden we het alleen tegen onze huid aan te houden en bij horen en zien kunnen we dingen al op afstand waarnemen.

Vroege mijlpalen in die trend zijn het maken van werktuigen, rotstekeningen en het schrift. Hiermee maak je iets dat los van jezelf blijft bestaan en die je in gedachten naar een andere tijd of plaats kunnen brengen. Bij een werktuig kun je je bijvoorbeeld afvragen waar je hem ook al weer hebt gelaten, dat je hem morgen voor iets nodig hebt en hoeveel tijd het kost om hem eventueel opnieuw te maken. Bij rotstekeningen en het schrift komt nog iets bijzonders. Tot dat moment moesten alle waarnemingen en gedachtes die je wilde vasthouden, uit je geheugen komen, maar door te gaan tekenen en schrijven, kon je deze hersenfunctie ‘outsourcen’ naar een tekening of geschreven tekst (zie ook Waar zit je verstand eigenlijk?). Socrates klaagde al dat boeken ruïneus waren voor je geheugen. Niet alleen ga je voor het eerst in gedachte uit naar iets buiten het hier en nu van jezelf, maar bovendien zet je je eerste stap op de weg naar de eerdergenoemde ‘uittreding van je ‘ik’ naar the cloud.

Lichaamsbewustzijn

Laatste wijziging: 5 oktober 2016

Lichaamsbewustzijn is het weten hoe je lichaam zich beweegt, waar het zich bevindt ten opzichte van de andere dingen in je omgeving en wat er omgaat in je lichaam. De term ‘lichaamsbewustzijn’ is eigenlijk misleidend omdat je je van je meeste bewegingen helemaal niet bewust bent en dat je dat ook maar beter zo kunt houden. Lichaamsbewustzijn komt met andere woorden vooral neer op een ‘onbewust weten’. Waar het om gaat bij al die gevallen waarbij je bewegingen uiterst precies komen – denk aan het bespelen van een muziekinstrument, aan ballet, atletiek, tennis, voetbal, kunstschaatsen, enzovoort – is juist dat je leert ze onbewust uit te voeren. Een belangrijk deel van het aanleren van dergelijke precieze vaardigheden komt er natuurlijk op neer dat je je lichaam in de juiste conditie moet brengen en houden: spieren, gewrichten en reflexen moeten afgestemd worden op dit doel. Maar verder moet bijvoorbeeld een violist of pianist niet meer hoeven kijken waar de juiste positie op zijn instrument zit, dat moeten zijn spieren als het ware weten. Als je een ervaren musicus aansluit op een hersenscanner en hem vraagt een partituur alleen te lezen, dan moet je een beeld te zien krijgen dat veel lijkt op het beeld als hij de partituur daadwerkelijk zou spelen.

Mensen zijn van nature flink verschillend in hun fijne en grove motoriek. De één kan met hele precieze bewegingen kleine voorwerpen oppakken en de ander stoot voortdurend dingen om. Ook is het heel leuk om te zien hoe mensen die nooit voetballen, aan komen rennen en een bal een trap proberen te geven. Of wat dacht je van dansen? Je kunt met recht spreken over lichamelijke intelligentie.

Je lichaam wordt vooral onbewust aangestuurd, zeg maar door je automatische piloot. Hoe belangrijk die is, merk je als hij een klein beetje hapert door bijvoorbeeld slaapgebrek of een flinke kater. Niet alleen stoot je vaker tegen dingen aan, maar die hele multitasking machine gaat ineens raar doen. Je hele routine is weg waarmee je anders je anders je espressoapparaat aan het werk zet, kopjes pakt en een pak koekjes openmaakt, terwijl je met het bezoek aan het praten bent.

Dr Strangelove

Apraxie is het verschijnsel dat een lichaamsdeel van iemand een eigen leven gaat leiden. Er zijn meerdere gevallen bekend van mensen waarvan een hand een eigen wil lijkt te hebben, zoals in de film Dr Strangelove. Altijd is er sprake van een eenzijdige stoornis, meestal links bij rechtshandigen. Het is geen onhandige beweging, zoals het omstoten van voorwerpen, maar het oncontroleerbaar uitvoeren van handelingen die je op dat moment helemaal niet wilt uitvoeren. Een ‘vreemde hand’ verandert de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, want ineens is er een deel van je lichaam waarvan je niet meer het gevoel hebt dat het van jou is.

Ook hier lijkt weer een verband te bestaan met je eerdergenoemde spiegelwereld. Zoals ik al schreef: ‘een half woord of half beeld is voldoende om je automatisch de rest zelf te laten invullen’. Het is een belangrijke functie die je in staat stelt te anticiperen op gebeurtenissen zodat je veel sneller kunt reageren, maar waardoor je ook minder zwaar een beroep hoeft te doen op je hersencapaciteit. Het is een functie die sterk pro-actief wordt uitgeoefend, zo pro-actief dat je soms al iets hebt gedaan zonder dat je het wilde, omdat je er niet sterk genoeg tegenin ging. Mij overkomt het wel eens dat ik de badkamer inloop zonder het licht aan te doen en dat ik bij het weer naar buiten gaan het lichtknopje toch indruk, terwijl ik weet dat ik dat dan niet moet doen, want dan doe ik het licht juist aan.

Veel gedrag lijkt te berusten op twee mechanismen: ‘voorgekookte’ handelingen die door je omgeving opgeroepen worden en een controle-mechanisme die deze handeling zo nodig afremt of stopt. Als dit controle-mechanisme door een hersenbeschadiging (in dit geval het corpus callosum en de frontale schors) niet goed meer werkt, dan kun je de door de omgeving opgeroepen handeling niet meer tegenhouden. Je wordt een speelbal van je omgeving. Victor Lamme geeft in Vrije wil bestaat niet het voorbeeld van iemand die een glas water van een ander oppakt en leegdrinkt, terwijl hij weet dat dat ongepast is. En als er een bril op tafel ligt, dan zet hij hem op, ook al heeft hij er al twee op.

Imitatie is ook een handeling die voortdurend automatisch wordt voorbereid als onderdeel van je inlevingsvermogen. Dit imiteren of meebewegen is soms gepast en soms absoluut ongepast. Een beschadiging van de frontale schors kan ertoe leiden dat iemand te pas en te onpas anderen imiteert. Lamme noemt ook het verwante verschijnsel van het syndroom van Gilles de la Tourette, waarbij allerlei tics optreden, evenals het uitstoten van obsceniteiten. Net zoals iemand oncontroleerbaar obsceniteiten uitkraamt, kan iemand oncontroleerbare obscene gebaren maken (een variant op de ‘vreemde hand’ bij apraxie). ‘Gilles de la Tourette’ is overigens aangeboren, terwijl apraxie het gevolg is van een hersenbeschadiging door bijvoorbeeld een beroerte. Bij ‘Gilles de la Tourette’ zijn het korte, ongerichte uitbarstingen die het hele lichaam bestrijken, terwijl het bij ‘vreemde hand’ gaat om constante, doelgerichte handelingen van één lichaamsdeel.

Auto’s en andere kunstledematen

Lichaamsbewustzijn is ook weten wat er bij je lichaam hoort. Leren autorijden betekent dat je als het ware je lichaamsbewustzijn moet uitbreiden met een auto. In het begin heb je het gevoel dat hij vreselijk groot is en dat je ogen tekort komt om te voorkomen dat je overal tegenaan rijdt. Gaandeweg begin je aan te voelen waar het zich ten opzichte van de andere dingen in de omgeving bevindt en wordt het een deel van jezelf. En niet alleen waar dat ding zich bevindt, maar ook hoe je alle functies soepel en reflexmatig uitvoert, bijvoorbeeld ‘gedachteloos’ achteruit inparkeren met een aanhanger. Ik heb eens de handelingen van de bestuurder van een graafmachine bestudeerd. Het leek wel of het zijn eigen arm was, zo natuurlijk, snel en precies als hij die enorme mechanische arm bewoog.

In een bekend experiment, het zogenoemd ’rubberen hand-experiment’, wordt een proefpersoon achter een tafel gezet, waarbij een tussenschot één hand aan zijn zicht onttrekt. De onzichtbare hand van de proefpersoon is vervangen door een rubberen kunsthand, die voor hem op de tafel ligt. De leider van het experiment voert met een kwastje tegelijkertijd en op dezelfde manier een strijkende beweging uit op de rubberen hand en op de echte hand. De proefpersoon voelt de aanraking van zijn echte arm en ziet de aanraking van zijn kunstarm. Al na een paar minuten krijgt hij het gevoel dat de kunstarm echt van hem is. De wrede grap die meerdere malen is uitgehaald, is om vervolgens plotseling met een hamer een klap op de kunsthand te geven, zodat de proefpersoon echt de sensatie krijgt alsof er op zijn vingers wordt geslagen.

Een kunstledemaat verandert de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, want een eigen ledemaat van je lichaam is vervangen door een kunstledemaat, of je hebt er een kunstledemaat bij gekregen. Het betekent dat je de nieuwe, vreemde ledemaat moet opnemen in je lichaamsbewustzijn. Je weet dan onbewust hoe het beweegt, zodat je er niet steeds bewust mee bezig hoeft te zijn. De aansturing van een ouderwetse kunstarm gebeurde heel lang puur mechanisch. Nu wordt er steeds vaker gebruikgemaakt van een directe koppeling aan je zenuwstelsel, waardoor je de kunstarm net als een echte arm met je gedachtes kunt aansturen.

Maar ook een auto of een graafmachine betekent een verandering van de relatie van je ‘ik’ en je lichaam, zij het tijdelijk. Zeker bij zo’n graafmachine zul je na een lange dag hiermee werken, het gevoel hebben dat het deel van je lichaam is geworden.

Kunstmatige intelligentie

De bovengenoemde chauffeur van de graafmachine heeft als het ware zijn ik-gevoel uitgebreid met de graafmachine, die nu ook bij zijn lichaam hoort. De chauffeur had toen zo te zien weinig moeite met de aansturing, maar stel dat de graafmachine niet één maar drie graafarmen zou hebben. In dat geval zou wat assistentie bij de aansturing welkom zijn.

Wat we doen is kunstmatige intelligentie inzetten bij onder meer het bijsturen van al die graafarmen, om te zorgen dat de schep horizontaal blijft en ze hun lading niet verliezen. David Abbink van de TU Delft ontwikkelde de zogenoemde haptische manier van stuurcorrectie voor auto’s. Het stuur wordt niet van je overgenomen, maar het stuur laat je door tegendruk voelen dat je bijvoorbeeld te veel naar de zijkant van de weg aan het sturen bent. Haptische stuurcorrectie activeert je reflexen en dat is veel sneller dan bijvoorbeeld een geluidsignaal of lichtje, wat bewust verwerkt moet worden.

Na een dag werken voelt ook die enorme, haptische, drie-armige graafmachine helemaal aan als een deel van jezelf. Kunstmatige intelligentie maakt het in principe mogelijk om je ‘lichaam’ eindeloos uit te breiden. Je eigen capaciteit om al die complexiteit aan te sturen, je intelligentie, blijft natuurlijk hetzelfde, maar door deze aan te vullen met kunstmatige intelligentie, is dat prima te doen. Het is natuurlijk niet zo dat er een grens is tot waar je eigen intelligentie werkt en van waar het wordt overgenomen door de computer. De aansturing van de hele machine wordt over de hele linie uitgevoerd door een mix van eigen en kunstmatige intelligentie. Je krijgt het gevoel dat de machine volledig deel van jezelf is geworden, maar je hebt maar een beperkt aandeel in de feitelijke aansturing. Naarmate de machine complexer wordt zal dit aandeel kleiner worden. En natuurlijk als je de computer ‘harder zet’ omdat je gewoon niet zo veel zelf wilt doen. Dit laatste gebeurt met de ontwikkeling van zelfsturende auto’s: stapje voor stapje worden er nieuwe, automatische functies aan toegevoegd, die jou werk uit handen nemen.

Kunstmatige intelligentie verandert op allerlei manieren de relatie van je ‘ik’ en je ‘lichaam’. Allereerst natuurlijk doordat het je mogelijk maakt om ook complexere machines aan te sturen en daarbij het gevoel te krijgen dat het een deel van je eigen lichaam is. Dit zal beter gaan naarmate de bediening, de interface, ‘intuïtiever’ is. Maar het zorgt bovendien voor een subtiele verschuiving in wat je feitelijk aanstuurt en wat je de illusie geeft dat je het aanstuurt. We zagen dit ook al bij je bewustzijn: je bewustzijn heeft de illusie dat het dingen aanstuurt die feitelijk door je onbewuste worden aangestuurd. Nu gebeurt dit bij kunstmatige intelligentie. Hier kun je echt spreken van het outsourcen van niet alleen je intelligentie, maar ook van je lichaamsgevoel.

Het gesprek met jezelf

Laatste wijziging: 5 oktober 2016

In mijn vorige blog schreef ik dat je bewustzijn zeker niet de functie heeft van je oppermachtige commandocentrum die alles regelt, maar meer die van woordvoerder. Gedachtes en beslissingen vormen zich onbewust en je bewustzijn speelt slecht een rol bij de communicatie daarover met de buitenwereld, met je soortgenoten. Wat overigens niets afdoet aan de waarde daarvan. In ieder geval is de rol van je bewustzijn wat bescheidener dan eerst werd gedacht. Maar misschien is er een tweede rolletje weggelegd voor je bewustzijn: gesprekspartner voor ‘je innerlijke gesprek’, het gesprek met jezelf. Nee, ik ben geen zweefneef geworden, laat me het uitleggen.

Je kent ongetwijfeld de ervaring van het worstelen met een lastige beslissing. Wat vaak helpt, is om er met iemand over te praten. Soms maakt het niet veel uit wat de ander zegt, alleen al het uitspreken van je gedachtes tegen een ander helpt je verder. De ander is je spreekwoordelijke klankbord. Door jezelf hardop een gedachte te horen uitspreken, word je vaak op nieuwe gedachtes gebracht. Alleen al de ogen van de ander kunnen hiervoor voldoende zijn, daar hoeft hij geen wenkbrauw voor op te trekken.

‘Gesprek’ moet je in overdrachtelijke zin opvatten. Waar het om gaat, is dat je een gedachte omzet naar een uitspraak en daarmee iets nieuws creëert. Maar voor die omzetting heb je wel ruimte nodig. Die ruimte ontstaat door de aanwezigheid van een ander, of die nu werkelijk aanwezig is, of slechts in gedachte en of die nu wat zegt of niet. Dat is de werking van een klankbord. Dat is ook hoe bijvoorbeeld gesprekstherapie werkt. Het gaat er niet om wat de therapeut zegt, maar om het gesprek met jezelf waartoe zijn aanwezigheid je aanzet.

Met behulp van je innerlijke gesprek nieuwe dingen scheppen is ook de essentie van creativiteit. Een schilder die even een paar passen achteruit gaat van zijn schilderij, verandert daardoor het perspectief en krijgt zodoende een impuls voor hoe hij verder moet gaan. Als ik wat vage muzikale ideetjes opneem en vervolgens luister naar het resultaat, brengt mij dat op nieuwe ideeën. Een schrijver krijgt nieuwe ideeën of bedenkingen bij zijn gedachtes door ze op te schrijven. Fictie-schrijvers weten overigens alles van het ‘terug praten’ van hun schepping. Voordat je het weet, gaan je personages een eigen leven leiden en verdommen dat te doen waarvoor je ze had bedacht.

Vaak krijgen scheppende kunstenaars als ze weer iets bijzonders hebben gemaakt, te horen: ‘waar haal je het vandaan’, of ‘hoe kom je erop’. Het antwoord moet zijn ‘door met mezelf in gesprek te gaan’. En dat doe je door bijvoorbeeld een onbewuste gedachte om te zetten naar een bewuste gedachte, door het hardop te zeggen, door het op te schrijven, door te ruiken aan wat kruiden en ze vervolgens toe te voegen aan je gerecht, door een penseelstreek aan te brengen op het doek en een stapje terug te doen en te kijken, door een stukje muziek op te nemen en er vervolgens naar te luisteren. En dan komt stap 2: ‘luisteren’ naar wat je net hebt gedaan en wat dit je zegt. En als het je nog niets zegt, dan moet je wat anders doen om je ‘eigen’ gedachtes te onderbreken en opnieuw te luisteren of je iets wordt ‘ingefluisterd’. Inderdaad, ‘inspiratie’. Na een paar uur kunnen er zo dingen uit je handen komen die ook voor jezelf volkomen nieuw zijn.

Een tweede rol van je bewustzijn zou dus iets in verband met dat klankbord voor je ‘innerlijke gesprek’ kunnen zijn, wat natuurlijk mooi past bij zijn rol van woordvoerder bij het externe gesprek met je medemens.

De Nederlandse, existentialistische psycholoog B.J. Kouwer (1924-1968) heeft nieuwe grondslagen voor de psychologie ontwikkeld, gebaseerd op het idee van ‘gesprek’. Maar dat terzijde.

Veronderstellingen, spiegelneuronen en waarneming

Er wordt wel eens gezegd dat we leven bij de gratie van de veronderstellingen. We reageren niet zo maar op wat we op dat moment waarnemen, maar vooral op wat we veronderstellen wat er gaande is. Die veronderstellingen zijn gebaseerd op je ervaringen en andere vooringenomenheden. Bij een versleten huwelijk is daar geen doorkomen meer aan: ‘Jij ook altijd …’. Er zijn nu aanwijzingen dat dit niet alleen een slechte gewoonte is, maar ook komt door hoe we gebouwd zijn. Onze hersenen blijken uitgerust te zijn met speciale neuronen voor het nabouwen van de externe wereld: spiegelneuronen. Met je spiegelneuronen bouw je in je hoofd een spiegelwereld na van alles wat je bezighoudt in de buitenwereld.

Een half woord of half beeld is voldoende om je automatisch de rest zelf te laten invullen. Zo kun je veel sneller reageren en als het beeld of geluid slecht is (of als je ogen of oren niet meer zo best zijn), kun je er toch nog iets begrijpelijks uit halen.

Zintuiglijke waarneming werkt ook met dit principe. Het zit al in het woord ‘waarneming’, wat vertegenwoordiging of representatie betekent. Zintuiglijke waarneming is het in je hoofd vormen van een representatie van de informatie die je in de buitenwereld met je zintuigen hebt opgepikt. Het is overigens niet zo dat de waarneming voltooid is als je je ervan bewust bent geworden. Bewustzijn is niet meer dan een mogelijk bijproduct. Wat ik al zei, onze ‘woordvoerder’ wordt lang niet altijd bijgepraat. Bij een visuele waarneming worden de eigenschappen van het voorwerp uitgesplitst in dingen als vorm, grootte, textuur, kleur, beweging. Al die gegevens gaan naar verschillende plaatsen in je hersens, waar ze beoordeeld worden op wat je ermee moet doen. Als het organisch gevormd is, vrij groot, harig, bruin en het komt op je afgestormd, dan hebben je hersens al lang geconstateerd dat het een kwade beer is en ben je aan het rennen voordat je je hiervan bewust ben. Overigens betwijfel ik of wegrennen voor een kwade beer erg zinvol is.

Er zijn ook dingen die kennelijk zo belangrijk zijn om snel en goed te herkennen dat we er een apart hersenonderdeel voor hebben, zoals gezichtsherkenning. Net als bij zo veel andere dingen realiseer je je pas hoe bijzonder dat vermogen is als het niet meer werkt. Gezichtsblindheid (prosopagnosie) kan je sociale leven behoorlijk onderuit halen. De bekende neuroloog Oliver Sachs (Van ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield’) beschrijft een schapenboer die zijn eigen vrouw niet kon herkennen, maar wel zijn honderd schapen uit elkaar kon houden (waar het mee begonnen is, wordt niet vermeld).

Het fenomeen van de spiegelwereld is ook in het volgende terug te zien. De hersenactiviteit van iemand die kijkt naar een tenniswedstrijd lijkt op die van iemand die zelf iets dergelijks uitvoert: je ziet zijn motorische hersenen meebewegen. Als ik naar een bokswedstrijd kijk, kan ik niet stilzitten. Heel gênant. De denkbeeldige bokser in mij, neemt dan bezit van mij. Het is heel dwingend, ik kan het niet laten mee te bewegen (en ik ben niet eens een liefhebber van boksen!). Dit is hetzelfde mechanisme als waar in film gebruik van wordt gemaakt: je creëert in je hoofd een spiegelwereld van wat je ziet en je ervaart deze fictieve wereld alsof hij echt is. Wat je in een film ziet, raakt je onontkoombaar, ook al weet je dat het niet echt is.

Inlevingsvermogen en zelfbewustzijn

Een belangrijk voordeel van een spiegelwereld is het inlevingsvermogen dat je daardoor krijgt. Als je al zo sterk kunt meeleven met de personages uit een speelfilm, kun je dat helemaal met de echte personen om je heen. Dit is waarschijnlijk ook een hele belangrijke evolutionaire functie van inlevingsvermogen: het stelt je in staat om in groepen te leven en samen te werken, wat de overlevingskansen van het individu aanzienlijk vergroot. Ik denk dat je de rol van inlevingsvermogen in de menselijke interactie nauwelijks kunt overschatten. Tot in het diepst van je gedachtes ben je op andere mensen betrokken. Inlevingsvermogen, je sociale voelhorens en vaardigheden, spelen een enorme rol in je maatschappelijk succes. Je kunt nog zo’n bolleboos zijn in een bepaald vak, maar als je inlevingsvermogen onderontwikkeld is, zul je er een harde dobber aan hebben om je maatschappelijke positie op hetzelfde niveau te krijgen als je vakbekwaamheid. En bewustzijn speelt daarin een grote rol.

Zelfbewustzijn is een bijzondere vorm van bewustzijn, nu is je eigen persoon onderwerp van je bewustzijn. Zelfbewustzijn en inlevingsvermogen gaan hand in hand, je kunt je alleen inleven in een ander als je ook enig besef hebt van hoe de ander jou ziet. Zelfbewustzijn is het beeld van je van jezelf hebt, waarbij alle anderen die je kent over je schouder meekijken.

Je onderbewuste en biofeedback

Je kunt je slechts bewust zijn van een beperkt deel van wat er in je omgaat. De lagere, autonome lichaamsfuncties vallen buiten het bereik van je bewustzijn. Dit wordt soms het onderbewuste genoemd, omdat het als het ware onder de drempel ligt van wat je kunt waarnemen. We missen de daarvoor benodigde zintuigen. Met behulp van zogenoemde biofeedback kun je deze grens oprekken. Biofeedback is een kunstmatig zintuig. Met behulp van een instrument kun je bepaalde fysiologische functies op een beeldscherm te kunnen waarnemen en deze zodoende in zekere mate te leren beheersen. Dit kan gaan om hersengolven, spierspanning, huidgeleiding, hartritme en pijnwaarneming. Het schijnt effectief te zijn bij hoofdpijn en migraine.

De werkelijkheid waarin je leeft

Bewustzijn (alles waar je je bewust van kunt zijn) tenslotte is ook de werkelijkheid waarin je leeft en die permanent op de achtergrond in je hoofd aanwezig is. Dit wordt bepaald door je erfelijke aanleg, je levensgeschiedenis, de collectieve geschiedenis van je cultuur, het nieuws wat er speelt en waar je in de desbetreffende periode mee bezig bent. Het is wat je bezighoudt. Als je fanatiek op zoek bent naar een nieuwe fiets, dan bestaat de hele wereld uit fietsen.

Bewustzijn staat niet los van je andere cognitieve functies, zoals intelligentie, geheugen, waarneming en taal. Als je iets niet opmerkt en even in je geheugen kunt vasthouden, kun je je er natuurlijk ook niet bewust van worden.

Er is ook altijd een spanningsveld tussen je bewustzijn en je onbewuste. Je onbewuste is weliswaar het deel van jezelf waarvan je je bewustzijn kunt worden, maar dit gaat zeker niet altijd vanzelf. Iedereen kent de ervaring dat je achteraf niet begrijpt waarom je iets niet ‘zag’. Dat kan gaan om je verdwenen sjaal, die gewoon op de kapstok blijkt te hangen, maar ook wat een ander bedoelde met een opmerking, of het effect van jouw opmerking op een ander. Psychotherapie gaat voor een belangrijk deel om het helpen ‘zichtbaar’ maken van ‘wat er eigenlijk gaande is’.

Samenvattend

We leven niet slechts bij de gratie van wat veronderstellingen, maar bij de gratie van een complete spiegelwereld. In je spiegelwereld komen de innerlijke wereld van je aanleg en ervaringen samen met je waarnemingen van de buitenwereld. Bij je innerlijke gesprek praat je met je spiegelwereld, die is je klankbord. Je communicatie met de buitenwereld vindt niet direct plaats, maar loopt via je spiegelwereld. Je kunt je inleven in een ander omdat deze geen complete vreemde is, maar deel uitmaakt van je spiegelwereld, met andere woorden van jezelf. Alles wat er onbewust in je omgaat, is geworteld in je spiegelwereld. En bij deze interne en externe communicatie speelt je bewustzijn een rol.

In de volgende delen wil ik ingaan op lichaamsbewustzijn, het uitbreiden van lichaamsbewustzijn bij het gebruiken van kunstledematen en exoskeletten, hoe het mogelijk is dat iemands hand een eigen leven gaat leiden, zoals in de film Dr. Strangelove, het overzetten van je ik-gevoel naar een ander bij acteren en het compleet uittreden uit je eigen lichaam bij het werken met een avatar.

‘Ik hoor je wel, maar versta je niet’

Een kennis van mij – inmiddels loopt hij tegen de honderd jaar – klaagt al jaren dat hij ons slecht kan verstaan. Onlangs werd er weer een nieuw gehoorapparaat aangeschaft dat de geluiden nóg beter dan de vorige zou versterken. Helaas. Toen maakte hij een opmerking die heel verhelderend was: ‘Ik hoor het wel, maar versta je niet’. Zintuiglijke waarneming is natuurlijk meer dan het oppikken van een signaal door je zintuigen. Daarna moet het nog verwerkt worden en als dat om de één of andere reden niet goed gaat dan kun je je gehoor nog zo goed maken maar ‘dan versta je me nog niet’. Maar dat vertelt zo’n gehoorwinkel er natuurlijk niet bij.

De uitdrukking ‘aan een half woord genoeg hebben’ kun je tamelijk letterlijk opvatten: de andere helft bedenk je er zelf bij. Waarschijnlijk ken je het verschijnsel ook dat iemand iets zegt maar je verstaat het niet goed, maar voordat je kon vragen wat hij zei, weet je het al. Wat er gebeurd is, is dat je de flarden van wat je wel hebt gehoord razendsnel koppelt aan de context waarin dat werd gezegd, vervolgens bedenkt wat hij gezegd zou kunnen hebben en zo alsnog ‘verstaat’ wat de ander had gezegd. En zo ‘versta’ je nog veel meer van wat hij vermoedelijk wilde zeggen en wellicht tussen de regels door wilde duidelijk maken. Tenminste als je er met je hoofd bij bent, want anders hoor je het heel goed met die prima oren van je, maar ‘versta’ je het niet.

Dat halve woord is het puntje van de ijsberg van betekenis. Wat er vaak gebeurt bij oudere mensen – niet altijd, je hebt hoogbejaarden die bewonderenswaardig scherp blijven – is dat het hele onderste deel van die ijsberg weggesmolten is en dan moeten ze het helemaal van dat halve woord hebben, of van een paar losse woorden. En dat valt niet mee, dan hoor je die woorden wel, maar je verstaat ze niet.

Ook bij de keuring voor je geschiktheid als automobilist kijken ze vrijwel alleen naar je zintuigen, je ogen in dit geval. Ik las eens een nieuwsbericht over een vrijwel blinde man die al zijn halve leven schadevrij zijn vaste route door Barcelona reed. Als je weet waar je op moet letten en die hersens doen het nog een beetje, dan kun je een heel eind komen met slechte ogen. Het geheim zit vooral in ‘weten waar je op moet letten’. Degene die dat weet is je automatische piloot, dat is degene die je jarenlang hebt getraind ‘waar je op moet letten’, een training die begonnen is bij je rijles, maar daarna nog jaren is doorgegaan. Als je op je eerste rijles de weg op gaat, dan duizelt het je, dan heb je voortdurend het gevoel dat als je de ene kant op kijkt, dat het dan aan de andere kant misgaat. Mensen kunnen maar aan een heel beperkt aantal dingen tegelijk aandacht geven. Als je voor het eerst zelf de weg opgaat, dan zijn er veel te veel dingen waar je op moet letten. Wat je automatische piloot doet, is patronen aanbrengen in al die dingen, zodat je maar een beperkt aantal patronen in de gaten hoeft te houden. Maar dat moet je hem wel leren. Onervaren automobilisten weten wat ze moeten doen, maar hun automatische piloot is nog onvoldoende getraind om veel werk over te kunnen nemen. Daardoor overzien ze allerlei situaties onvoldoende en maken inschattingsfouten. Ook jongeren kunnen maar op een beperkt aantal dingen tegelijk letten.

Jaren geleden had ik regelmatig hoofdpijn als ik ’s nachts een lange rit had gemaakt. Dat was over nadat ik een bril had aangeschaft: goede ogen zijn natuurlijk ook belangrijk en mijn hoofd moest te veel werk van mijn ogen overnemen, met hoofdpijn als gevolg. Maar als je automatische piloot hapert heb je echt een probleem.

Emoties, waar zijn ze eigenlijk goed voor?

‘Emotioneel worden’ wordt gezien als een teken van zwakte, als iets negatiefs. Behalve op tv natuurlijk. Wat valt er eigenlijk voor goeds te zeggen over emoties? Ja, als je ze te veel oppot dan gaat het ook niet goed. Emoties zijn kennelijk een noodzakelijk kwaad, een fossiel uit voorbije tijden die nu niet alleen overbodig zijn, maar bovendien vaak een hoop schade aanrichten. Ze laten discussies ontsporen, zetten je aan tot vreselijk gedrag en doen je beslissingen nemen waarover je later je de haren uit het hoofd kunt trekken. Of valt er toch iets goeds over te zeggen?

Van oorsprong is een emotie iets wat je in staat stelt om je hele wezen te mobiliseren voor een snelle en krachtige reactie. We hebben het dan over voortplantingsdrift, angst, seksuele jaloezie, vreugde en geluk, verdriet, woede, verbazing of nieuwsgierigheid en walging of afkeer. Emotie gaat over gedrag, daar komt het woord ook vandaan: ‘e(x)movere’, Latijns voor ‘in beweging zetten’, of ‘doen handelen’. Uiteraard zit er ook een gevoelskant aan emoties, ze brengen je in een bepaalde stemming, maar een emotie is een gedragssysteem. Hoe ‘beschaafd’ de meeste culturen inmiddels ook zijn geworden, toch is een primaire en heftige reactie nog vaak erg zinvol, niet alleen in sport en oorlog. Zelfs als je een stropdas of mantelpakje draagt op je werk, krijg je meer voor elkaar met wat woede of verontwaardiging, enigszins gedoceerd, dat wel. Het komt bij de beste managers voor. Het wordt soms zelfs uitgelegd als een teken van oprechtheid.

Om een emotionele reactie echter op waarde te kunnen schatten moet je naar de hele keten kijken, van waarneming tot de reactie, en niet alleen naar de reactie. En zeker niet alleen naar die incidenten waarbij iemand door het lint gaat. Als je het moet hebben van je bewustzijn en je redelijkheid, dan ben je gedoemd om achter de feiten aan te lopen en, erger nog, om veel dingen hoe dan ook niet op te merken. Emoties brengen niet alleen focus en de juiste ‘toon’ in je gedrag, maar ook in je waarneming. Zintuiglijke waarneming is ook weer een hele keten, die begint bij de signalering in je zintuigen en vervolgens eindigt met de verwerking in je hersens. Je emotionele systeem zorgt dat bij de verwerking de juiste signalen worden opgepikt en vervolgens wordt omgezet in een gepaste reactie. Het doet twee dingen: het zorgt dat je in staat bent om snel en krachtig te reageren en het helpt in belangrijke mate om een sociaal wezen van je te maken. En voor een sociaal wezen heb je twee dingen nodig: een sociaal zintuig of sociale intelligentie, en het vermogen om je vervolgens ook sociaal te gedragen. Maar je moet er wel mee leren omgaan. En dat begint bij het goed kunnen ‘luisteren’ naar wat je emoties je te vertellen hebben. Het is de kunst om je eigen emotionele reactie te leren beheersen, zonder echter je vermogen om te ’luisteren’ naar je emoties aan te tasten. Overigens kan iemand zijn emoties vaak beter beheersen als hij beter naar ze leert luisteren. Misschien moeten we ‘emotioneel worden’ zien als een uitwas en niet als de aard van ons emotionele systeem.